5. ¿Cuándo es tu cumpleaños? (1p)

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡Hola estudiantes de MYP5!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Empezamos
   Google doc. para MYP5
  • ¿Quién  el voluntario  hoy para tomar notas? / who is going to volunteer to take notes today? Aquí

  • ¿Qué día es hoy? - Escribe la fecha en tu cuaderno 
Hoy es ... de septiembre de dos mil veinticuatro
Unidad 1: Celebraciones y tradiciones 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los objetivos de hoy / learning goals

  • Revisar los deberes 
  • Decir el día de tu cumpleaños / tell the day of your birth
  • Cantar el cumpleaños feliz en español / sing happy birthday


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo es tu mejor amig@?
Describe en tu cuaderno a tu mejor amig@
Explica:
  • La edad
  • 2 características físicas 
  • 2 características de su personalidad 
  • A qué se dedica 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El vocabulario
Pregunta a tu compañer@ / Ask to your classmate:
  1. alto/a
  2.  bajo/a
  3.  delgado/a
  4. gordo/a
  5.  guapo
  6. divertido
  7. tímido
  8. simpático
  9. perezoso
  10. aburrido
- ¿Qué significa...?
- ... significa ...

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Solución
Español





                        Español
                          Inglés
Serio
Divertido
Cómico
Aburrido 
Alto
Bajo
Guapo
Feo
Perezoso
Trabajador
Atlético
Gordo
Delgado
Misterioso
Tímido
Abierto / extrovertido
Serious
Fun
Funny
Boring
Tall
Short
Handsome
Ugly
Lazy
Hardworking
Athletic
Fat
Thin
Mysterious 
Shy
Open / extrovert

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El verbo ser
Do you remember the conjugation? 
¿Recuerdas la conjugación? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SER / YO
A
ERES
B
ES
C
SOY
D
SOMOS

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER / NOSOTROS
A
SOMOS
B
SOIS
C
SON
D
ES

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER / ELLOS
A
ES
B
SOY
C
SON
D
SOMOS

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER / VOSOTROS
A
SOY
B
SOIS
C
SON
D
SOMOS

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER / TÚ
A
ES
B
SOY
C
SOMOS
D
ERES

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SER / ÉL
A
ERES
B
SOY
C
ES
D
SOMOS

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa -yo soy-?
A
he is
B
you are
C
I am
D
she is

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa -ella es-?
A
I am
B
he is
C
You are
D
she is

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Que significa -ellos son-?
A
we are
B
you are
C
she is
D
they are

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa -él es-?
A
I am
B
he is
C
You are
D
she is

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa -nosotros somos-?
A
you are
B
she is
C
we are
D
I am

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa -vosotros sois-?
A
You are (plural)
B
You are (singular)
C
We are
D
They are

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo se dice el día de tu cumpleaños?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los números del 16 al 31
Ejercicio 2, página 10 
Listen and read

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escribe la fecha completa: "Hoy es el dos de mayo"
Escucha y escribe la fecha.
Ejemplo 1)  ¿Cuál es la fecha de hoy?
Es el dos de mayo.
2) 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Solución

1. El dos de mayo
2. Es el veinte de diciembre
3. Es el quince de enero
4. Es el seis de marzo
5. Es el nueve de agosto
6. Es el veintiseis de octubre

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ejercicio 6, página 11.
Escucha y escribe las fechas

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Las respuestas
  1. El siete de noviembre.
  2. El dos de diciembre.
  3. El tres de septiembre.
  4. El uno de abril.
  5. El treinta de julio. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escribe los meses del año en tu cuaderno

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observa:

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuándo es tu cumpleaños?
Escribe tu fecha de cumpleaños en tu cuaderno



Usa frases completas y letras (no números)
EJEMPLO:
"Ana: Mi cumpleaños es el tres de diciembre".


Slide 30 - Tekstslide


Es necesario imprimirlo previamente, se puede imprimir más grande y hacer varias copias. 

También pueden escribirlo en un post-it y pegarlo al calendario
¡Cumpleaños feliz!
Escucha y canta


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sing happy birthday in Spanish!
Challenge! Memorize it

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyse this text.  Why are some words purple, blue or green. Discuss with a classmate.
timer
10:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why are some words purple,
blue or green.

Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Deberes / homework
1. Revise the Lesson Up shared with you today: 5. ¿Cuándo es tu cumpleaños? (1p)

2. Revise the  Google Doc of the MYP5 class: aquí

3. Practice the song -Cumpleaños feliz- and we will sing it in our next class.

*Do you need extra practice? Check the last slides in the Lesson Up 5 marked with

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning options

For individual learning, you may see a coloured dot on a slide which means one of the following:

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra: Recuerda / remember
Verbo tener:

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra: Deberes / homework 
Completa las frases con el verbo tener:
 Yo____ un libro
 El _____ un cuaderno
 Nosotros_____ una mochila
 Ellas ______ un gato
 Tú _____ un amigo

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Solución
Completa las frases con el verbo tener:
Yo tengo un libro
 Él tiene un cuaderno
 Nosotros tenemos una mochila
 Ellas tienen un gato
 Tú tienes un amigo

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies