V2 Leesvaardigheid 18 verbindingswoorden 2

Welkom A2I
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom A2I

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Nakijken les 17 
  2. Leerwerkcheck / terugblik vorige les
  3. Leesvaardigheid les 18: verbindingswoorden
  4. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

Nakijken

Les 17
opdracht 1, 2, 3, 4, 6 en 7 

Slide 3 - Tekstslide

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Probleemstelling
D
Uitwerking

Slide 4 - Quizvraag

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling

Slide 5 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een ....... tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 7 - Quizvraag

Leesvaardigheid 18

Doel: Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Verbindingswoorden
  • Verbindingswoorden laten zien hoe de zinnen van één alinea met elkaar samenhangen. 
  • Verbindingswoorden helpen om het verband tussen de zinnen of deelzinnen aan te geven. 
  • Een ander woord voor verbindingswoord is signaalwoord
  • Als je de signaalwoorden uit een tekst weglaat, is een tekst lastiger te begrijpen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Als ik lees, voel ik me ontspannen.

Slide 11 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Als ik lees, voel ik me ontspannen.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal.

Slide 13 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal.

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag 
Lees blz. 74 goed en maak daarna opdracht  1 t/m 4 in je schrift. 
Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
Als je klaar bent, mag je nog even gaan lezen in je leesboek.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Omdat ik me dan beter concentreer.

Slide 16 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Omdat ik me dan beter concentreer.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Daardoor pak ik na school meteen mijn boek.

Slide 18 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Daardoor pak ik na school meteen mijn boek.

Slide 19 - Open vraag

Welkom A2I

Slide 20 - Tekstslide

Programma
  1. Nakijken les 18  
  2. Leerwerkcheck / terugblik vorige les
  3. Leesvaardigheid les 18: verbindingswoorden
  4. Afsluiting en vooruitblik


Slide 21 - Tekstslide

Nakijken

Les 18
opdracht 1 t/m 4

Slide 22 - Tekstslide

Leesvaardigheid 18

Doel: Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden.

Slide 23 - Tekstslide

Verbindingswoorden
  • Verbindingswoorden laten zien hoe de zinnen van één alinea met elkaar samenhangen. 
  • Verbindingswoorden helpen om het verband tussen de zinnen of deelzinnen aan te geven. 
  • Een ander woord voor verbindingswoord is signaalwoord
  • Als je de signaalwoorden uit een tekst weglaat, is een tekst lastiger te begrijpen. 

Slide 24 - Tekstslide

Signaalwoorden (blz. 74)

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Hoewel tv kijken heerlijk is.

Slide 26 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Hoewel tv kijken heerlijk is.

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 28 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 29 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 30 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 31 - Open vraag

Noteer de verbindingswoorden/
signaalwoorden uit de mop.

Slide 32 - Open vraag

Kies een zin uit de mop en voeg
een passend verbindingswoord/
signaalwoord toe.

Slide 33 - Open vraag

Leerdoelcheck!

Noteer het verbindingswoord/signaalwoord en het bijbehorende verband uit de volgende zin.

Veel leerlingen hebben daarom moeite met de aanpassingen in hun dagritme.

(Noteer als volgt: maar - inperking)

Slide 34 - Open vraag

Leerdoelcheck!

Noteer het verbindingswoord/signaalwoord en het bijbehorende verband uit de volgende zin.

Ook kunnen mogelijke oplossingen besproken worden.

(Noteer als volgt: maar - inperking)

Slide 35 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag en donderdag
  • Oefenen les 12 en 13
  • SO taalverzorging les 12 en 13


Slide 36 - Tekstslide

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
tegenstelling
opsomming
middel-doel
voorbeeld

Slide 37 - Sleepvraag

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
vergelijking
reden

Slide 38 - Sleepvraag

"Nederland staat als het gaat om leerprestaties in de middenmoot. De leesvaardigheid van Nederlandse tieners blijkt echter flink te zijn gedaald, tot onder het gemiddelde niveau in vergelijkbare landen."

Noteer het signaalwoord.

Slide 39 - Open vraag

Bij welk verband hoor het signaalwoord van de vorig vraag?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 40 - Quizvraag

"De Pisa-test verdeelt jongeren in zes vaardigheidsniveaus. Een kwart van de Nederlandse jongeren haalt niveau 2 niet, het niveau waarmee iemand volgens de onderzoekers de taal genoeg beheerst om actief deel te kunnen nemen aan de moderne kennissamenleving."

Noteer het signaalwoord.

Slide 41 - Open vraag

Bij welk verband hoor het signaalwoord van de vorig vraag?
A
middel-doel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 42 - Quizvraag

"Opvallend is dat het leesplezier van vijftienjarigen in Nederland opvallend veel lager is dan in andere landen. 60 procent van de Nederlandse ondervraagden zegt alleen te lezen als het echt moet, bijvoorbeeld om informatie te vinden. Bijna de helft noemt lezen zelfs tijdverspilling. Slechts een op de vijf tieners vindt lezen een hobby."

Noteer het signaalwoord.

Slide 43 - Open vraag

Bij welk verband hoor het signaalwoord van de vorig vraag?
A
middel-doel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 44 - Quizvraag

Zelf aan de slag
  • Maak les 18 opdracht 1t /m 4 afmaken en opdracht 8 op pagina 77.
  • Klaar? Kom een werkblad halen bij de docent. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Je maakt de opdrachten in je schrift!
  • Let op spelling en het maken van goede zinnen!

Slide 45 - Tekstslide