BB KB 4 Taalverzorging meervoud en hun/hen

Van een woord meervoud maken kan op verschillende manieren. Welke?
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Van een woord meervoud maken kan op verschillende manieren. Welke?

Slide 1 - Open vraag

meervoudsvormen
1) de meervoudsvorm op -en zoals in basketbalschoen / basketbalschoenen
Let op woorden zoals brief / brieven en kaas / kazen, waarbij de f en s meestal in v en z veranderen.

2) de meervoudsvorm op -s zoals in vakantie / vakanties
Let op woorden zoals bureau / bureaus, etui / etuis en milieu / milieus.

3) de meervoudsvorm op: -’s zoals in foto / foto’s
Let op! Woorden die op -y eindigen na een medeklinker, krijgen in het Nederlands ook ’s: baby’s, jury’s.
 

Slide 2 - Tekstslide

meervoud en klemtoon
Waarom schrijven we messen met 2x s, maar luiwammesen met 1 s?
  

Die keuze heeft te maken met de klemtoon. Sommige lettergrepen in een woord krijgen meer nadruk dan andere lettergrepen.
Op de lettergreep die de nadruk krijgt, ligt de klemtoon.
Omdat de klemtoon bij luiwammes op de eerste lettergreep ligt (en dus niet op de es) krijgt dit woord in het meervoud een enkele -s: luiwammesen.

Slide 3 - Tekstslide

Nu krijgen woorden die eindigen op -ie, waarbij die -ie ook de klemtoon heeft, in het meervoud -ën.
industrie / industrieën
melodie / melodieën
Om diezelfde reden schrijven we ook woorden die op -ee eindigen met -ën.
zee / zeeën
Woorden die eindigen op -ie, terwijl de klemtoon niet op die -ie ligt, krijgen in het meervoud -n.
Let daarbij op de trema (twee puntjes) die op de ë komt.
bacterie / bacteriën
kolonie / koloniën

Slide 4 - Tekstslide

Je moet zelf wel kunnen horen waar de klemtoon ligt.
Spreek de woorden maar 'hardop' uit, dan hoor je het misschien beter!


Op welke lettergreep ligt de klemtoon?

fietstas
schoolplein
industrie
kolibrie

Slide 5 - Tekstslide

Je weet nu op welke lettergreep van de 4 woorden de klemtoon ligt.
  

Schrijf nu de meervoudsvorm van deze woorden op.

Slide 6 - Tekstslide

Welke 3 meervoudsvormen zijn er?

Slide 7 - Woordweb

Wat is een ander woord voor klemtoon?

Slide 8 - Woordweb

Op welke lettergreep ligt de klemtoon bij het woord melodie?

Slide 9 - Woordweb

Wat is het meervoud van melodie?

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Tekstslide

Is het hun hebben of zij hebben?
Het is zij hebben of ze hebben.
• De scholieren hebben vakantie.
• Zij hebben vakantie.
• Ze hebben vakantie.
Hun hebben vakantie is dus fout.

Hun wordt meestal gebruikt als een bezittelijk voornaamwoord.
• De vakantie van de scholieren is bijna voorbij.
• Hun vakantie is bijna voorbij.

Hun als meewerkend voorwerp
• Ik geef een boek aan de scholieren.
• Ik geef hun een boek.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Is het hen of hun?
Kijk eerst: staat er een voorzetsel voor? Een voorzetsel is een woord als aan, bij, door, over, achter of tegen.
Staat er een voorzetsel voor? Dan is het hen.
• Ik heb aan hen het boek gegeven.
• Ik heb bij hen gegeten.


Staat er geen voorzetsel voor, maar kun je er wel een voor dénken?
Met andere woorden: zou het er kúnnen staan? Dan is het hun.
• Ik heb hun het boek gegeven.
Denk: Ik heb (aan) hun het boek gegeven.

Staat er geen voorzetsel voor en kun je er ook geen voorzetsel voor denken?
Dan is het weer hen.
• Ik heb hen in het boek zien lezen.
Ik heb aan/tegen/voor/met hen in het boek zien lezen kan niet, dus je kunt er geen voorzetsel bij denken. Dus geen hun.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
maken Taalverzorging - Sportief - perron 4
 opdracht 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14 

Slide 15 - Tekstslide