mavo, havo, vwo - 1.4 grammatica - klas 1 zinsdelen

Grammatica


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica


Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van deze les
Doel: tijdens deze les herhalen we de lesstof over zinsdelen en gaan we extra oefenen met grammatica. 

  • Herhaling lesstof zinsdelen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Zindsdeel - bestaat uit één of meerdere woorden die bij elkaar horen. Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in een zin.
(bv. een onderwerp of een gezegde)

Zinsdelen benoemen wordt ook wel redekundig ontleden genoemd!

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Persoonsvorm - een vorm van het werkwoord
                             (altijd één woord)
Kan in het enkelvoud, meervoud, in de tegenwoordige- of de verledentijd staan. 

Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten. 
tt --> vt            of             vt --> tt

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Voorbeeld:
Tegenwoordige tijd: 
De leerling komt op tijd.              De leerlingen komen op tijd. 
 
Verleden tijd:     
De leerling kwam op tijd.            De leerlingen kwamen op tijd

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling lesstof 
Onderwerp - zegt wie of wat de handeling uitvoert
( onderwerp staat vaak naast de persoonsvorm)
Voorbeeld:
De nieuwe leerling | gaat | daarna | aan de slag. 

De gebiedende wijs heeft geen onderwerp
Voorbeeld: Pak op!  Geef antwoord! 

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Zinsdeelproef - om vast te stellen uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat.

1. Onderstreep de pv (persoonsvorm)
2. Zet steeds één of meerdere woorden voor de pv. Wanneer je een goed lopende zin krijgt, weet je dat de woorden voor de pv één zinsdeel is. 


Slide 7 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Voorbeeld: 

           De leraar bespreekt altijd de moeilijke opdrachten.

 Gezegde: alle werkwoorden in de zin


Slide 8 - Tekstslide

Herhaling lesstof
Voorbeeld: 

       De leraar heeft altijd de moeilijke opdrachten besproken.

Gezegde:

Slide 9 - Tekstslide

lesstof
redenkundig vs woordsoorten
           De leraar bespreekt altijd de moeilijke opdrachten.

lidwoord                                           lidwoord
zelfstandig naamwoord               bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig werkwoord                zelfstandig naamwoord
bijwoord

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling lesstof
presens= pv tegenwoordige tijd: wanneer een d?

1. als het onderwerp ik  is.

2. als het ondewerp je of jij achter de persoonsvorm staat.

3. in de gebiedende wijs gebruik je altijd de ik-vorm.

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling lesstof
presens =pv tegenwoordige tijd: wanneer een d wanneer dt?

1. het onderwerp staat in de derde persoon.

2. het ondewerp je of jij  staat voor de persoonsvorm.


Slide 12 - Tekstslide

Herhaling lesstof
imperfectum=persoonsvorm verleden tijd: t of d?

Regelmatige werkwoorden eindigen in de verleden tijd op
     -te                     -de
     -ten                  -den

Slide 13 - Tekstslide

Herhaling lesstof
              't E x -k o f s ch i p


Slide 14 - Tekstslide

Herhaling lesstof
imperfectum= persoonsvorm verleden tijd: t of tt, d of dd?

Wat is het hele werkwoord?
wachten
lachen
vermoorden
horen

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling lesstof
              't E x -k o f s ch i p


Slide 16 - Tekstslide