2VW Quiz Spelling H1-3

Quiz H1-3 § Spelling
H1: leestekens
H2: leenwoorden
H3: koppelteken en weglatingsstreepje

Ga naar LessonUp: https://lessonup.app/login

Overhoring op dinsdag 12 oktober het 7e uur.




1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz H1-3 § Spelling
H1: leestekens
H2: leenwoorden
H3: koppelteken en weglatingsstreepje

Ga naar LessonUp: https://lessonup.app/login

Overhoring op dinsdag 12 oktober het 7e uur.




Slide 1 - Tekstslide

Geef aan welke beweringen bij welk leesteken horen.
Puntkomma
Dubbele punt
Als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
Als twee zinnen samenhangen en de tweede zin een toelichting geeft.
Kan vervangen worden door 'komma + want'

Slide 2 - Sleepvraag

Het spreekwoord zegt “De appel valt niet ver van de boom.”
A
Er moet geen dubbele punt.
B
Er moet een dubbele punt, want het is een opsomming.
C
Er moet een dubbele punt, want het is de directe rede.
D
Er moet een dubbele punt, omdat een verklaring volgt.

Slide 3 - Quizvraag

Ik moet bij de Jumbo het volgende kopen pindakaas tomaten brood en pasta.
A
Er moet geen dubbele punt
B
Er moet een dubbele punt, want het is een opsomming.
C
Er moet een dubbele punt, want het is directe rede.
D
Er moet een dubbele punt, omdat een verklaring volgt.

Slide 4 - Quizvraag

Vul in op ...: ''Er zijn twee mogelijkheden ... het gaat door of het gaat niet door.''
A
.
B
,
C
;
D
:

Slide 5 - Quizvraag

Vul in op ...: ''Ik ga naar huis ... voordat het begint te stormen.''
A
.
B
,
C
;
D
:

Slide 6 - Quizvraag

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Met koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • Als losse delen: bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 7 - Tekstslide

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • Behalve als het nodig is voor de uitspraak: paté, volière, coûte que coûte
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 8 - Tekstslide

Uit welke twee landen komen de meeste leenwoorden in onze taal?
A
Engels & Duits
B
Duits & Frans
C
Frans & Engels

Slide 9 - Quizvraag

Het verslag van de stageair/stagiair had een verzorgde layout/lay-out
A
stageair layout
B
stageair lay-out
C
stagiair layout
D
stagiair lay-out

Slide 10 - Quizvraag

Liselot borg haar makeup/make-up zorgvuldig op in haar etui/étui.
A
makeup etui
B
makeup étui
C
make-up etui
D
make-up étui

Slide 11 - Quizvraag

Het lage nivo/niveau betekende uiteindelijk het faillissement/fallissement van de hogeschool.
A
nivo faillissement
B
nivo fallissement
C
niveau faillissement
D
niveau fallissement

Slide 12 - Quizvraag

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair.
De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 13 - Tekstslide

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten

Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 14 - Tekstslide

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 15 - Open vraag

Nog eens:
landbouw en tuinbouw

Slide 16 - Open vraag

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 17 - Tekstslide

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 18 - Tekstslide

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 19 - Tekstslide

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
whiskycola
B
whisky cola
C
whisky-cola

Slide 22 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
adjunctdirecteur
B
adjunct directeur
C
adjunct-directeur

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een lange afstandsloper?
A
Iemand die lang is en afstanden loopt
B
Iemand die lange afstanden loopt

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Als ik een rode broek zoek, ga ik naar een
A
rode broekenwinkel
B
rodebroekenwinkel

Slide 29 - Quizvraag

Veel leerlingen halen een
A
vmbo-diploma
B
vmbodiploma

Slide 30 - Quizvraag

Gisteren zag ik mijn ...
A
oud leraar
B
oud-leraar

Slide 31 - Quizvraag

Laatst bezocht ik een

(beurs met gebruikte boeken)
A
tweedehandsboekenbeurs
B
tweede hands boeken beurs
C
Tweedehands boekenbeurs
D
tweedehands boeken beurs

Slide 32 - Quizvraag