Dagbesteding - periode 4 - les 2

Dagbesteding - periode 4 - les 2


Hoofdstuk 5 
Activiteiten, middelen en materialen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DagbestedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dagbesteding - periode 4 - les 2


Hoofdstuk 5 
Activiteiten, middelen en materialen

Slide 1 - Tekstslide

Periode 4
We behandelen deze les:

Hoofdstuk 5, paragraaf 5.3

Lesagenda:
Terugblik
Theorie
Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide


Er zijn vier hoofdelementen die een belangrijke rol spelen bij het tot stand komen van passende dagbesteding. Welke vier hoofdelementen zijn dat?
A
Begeleidingsbehoefte, Groep, Fysieke ruimte, Omgeving Begeleidingsbehoefte, Groep, Fysieke ruimte, Omgeving
B
Begeleidingsbehoefte, Autonomie, Fysieke ruimte, Omgeving
C
Begeleidingsbehoefte, Vrije tijd, Fysieke ruimte, Omgeving
D
Begeleidingsbehoefte, Respijtzorg, Fysieke ruimte, Omgeving

Slide 3 - Quizvraag

Wat is respijtzorg ook al weer?

Slide 4 - Woordweb

Activiteiten aanbieden
Thema 2

Hoofdstuk 5: Activiteiten, middelen en materialen


Leerdoelen: 
Aan het einde van de les weet je 
wat appelwaarde betekent
Wat medium betekent
Hoe je een heel palet media in kunt zetten bij het ondersteunen van de cliënt bij zijn dagbesteding.

Slide 5 - Tekstslide

Appelwaarde
  • Appelwaarde --> Elke activiteit, middel of materiaal is uniek door de betekenis en eigenschap. Een uitnodiging die iemand ervaart bij een activiteit, middel of materiaal, de aantrekkelijkheid, prikkels en uitdaging die ervan uitgaat. 


  1. Sensopatisch appel
    De uitnodiging tot beleving in de directe, zintuiglijke of lichamelijke omgang met het materiaal. Voelen!

  2. Dimensioneel appel
    Te maken met de ruimte waarin een activiteit afspeelt en met de mogelijkheden die iemand daarin ziet om te bewegen. Beleving

  3. thematisch appel
    Activiteiten die uit kan gaan op grond van de betekenis die de activiteiten hebben. Wat je ervaart! 

Slide 6 - Tekstslide

Welke middelen kun je inzetten bij een activiteit die je met een cliënt kunt uitvoeren?

Slide 7 - Open vraag

Middelen
Als beroepskracht meng je een aantal middelen om in te spelen op een situatie of hulpvraag van een cliënt. 

Het is vrijwel nooit de bedoeling dat iemand zich bekwaamt in drama, muziek of andere vormen. Je wil ervoor zorgen dat de cliënt op een zinvolle manier zijn dag doorbrengt en de weg waarlangs je dat doel wilt bereiken, is je middel, ook wel medium genoemd. 

Voorbeelden medium met als doel het nieuws brengen:
  • Televisie
  • Internet

Slide 8 - Tekstslide

Drama
  • Het spelen van toneel
  • Het spelen van een rol
  • Buiten zichzelf te treden en in de rol van een ander te kruipen. 

Voorbeeld:
Het meest bescheiden kind in een groep kreeg tijdens een toneelstukje de rol van politieagent. Het kind had eigenlijk alleen maar de taak om een boef tegen te houden. Het bescheiden kind liep in een politie-uniform en maakte zich breder dan hij ooit had gedaan. Hij hoefde maar een paar zinnen te zeggen, maar die kwamen er zo krachtig uit dat je nauwelijks nog geloofde dat er sprake was van hetzelfde jongetje. 

Slide 9 - Tekstslide

Aspecten van drama
  • Ontspanningsaspect
  • Samenwerken / samenspelen

Samenspelen wil zeggen dat je je durft te uiten in een groep. Ervaren van het geven en ontvangen van feedback. Belangrijkste zaak is het maken van afspraken. 

Enkele kenmerken van drama:
Ontspannend;
Onderzoekend;
Uitdrukken van emoties/ gevoelens;
Vormgevend;
Hulpmiddel bij bijvoorbeeld het ontdekken van eigenschappen en het helpen ontdekken van eigenschappen bij anderen. 

Slide 10 - Tekstslide

Warming-up
  • Cliënt in de juiste stemming brengen
  • Spanning en nervositeit verminderen

Vormen:
toneel;
theater;
onzichtbaar theater;
krantentheater;
rollenspel;
storytelling;
tableau vivant;
pantomime;
poppentheater;
combinatievormen  met muziek. Lees de de verschillende werkvormen op blz. 84 en 85

Slide 11 - Tekstslide

Beeldend vormen
  • Graag met handen werken
  • Vorm geven aan verschillende materialen en dingen vastpakken
  • Lijkt concreet maar er zit een abstracte wereld achter --> cliënten kunnen hun vorm geven aan materialen en hiermee uiten wat ze van binnen voelen. 
  • Als beroepskracht ben jij het instrument  om de cliënt dichtbij de behoefte te brengen. Belangrijk: kijk eerst of dit medium de cliënt aanspreekt of niet. 

Wat is beeldend vormen precies?:
Manier van werken waarbij de ik-figuur minder centraal staat --> aandacht gaat naar het product;
Er achter komen wat de maker met dit werk precies bedoelt --> soms moet je het zien en de andere keer vertelt de maker erover;


Slide 12 - Tekstslide

Zintuigen en Materialen
Zintuigen:
Voelen en tasten;
Kijken en zien;
Luisteren en horen;
Ruiken en proeven.

Materialen:
Hout;                             Verf;
Metaal;                          Vetkrijt;
Klei;                                 Potlood;
Steen;                            Papier / karton
Textiel;
Garen;
Toevalstechnieken --> lees op blz. 89

Slide 13 - Tekstslide

Het kiezen van materialen
Wat wil de cliënt?
Welke mogelijkheden biedt het materiaal?
Past het binnen de doelen die jij met de cliënt heb afgesproken?

Rituelen:
Naderend afscheid --> alles wat maar enigszins uitdrukking kan geven aan het gevoel van afscheid. 

Slide 14 - Tekstslide

Audiovisuele middelen
  • Draait om beeld en geluid
  • Fotografie is niet meer weg te denken binnen onze samenleving.
  • Het maken en bewerken van foto's

Activiteiten:
algemeen;
zelf fotograferen;
voor de camera staan;
beeldcollage's maken met eigen werk;
Beeldcollage's maken met het werk van anderen;
Animatiefilms maken. 

Slide 15 - Tekstslide

Rituelen en zintuigen
Zintuigen:
Voelen en tasten;
Kijken en zien;
Luisteren en horen;
Ruiken en proeven.

Rituelen:
Grote gebeurtenissen vast leggen zoals:
Geboorte;
Bruiloft;
Ondertekenen van een diploma;
Soms ook een begrafenis. 

Slide 16 - Tekstslide

Muziek en dans
Muziek --> genieten, luisteren of ergeren
speelt voor iedereen een rol
Gevoelens kunnen sneller naar bovenkomen
Herinneringen ophalen

Vormen:
Muziek luisteren;
Muziek maken;
Zingen;
Muziek herkennen;
Spelen met muzikale aspecten;
Combinaties met beeldend vormen;
Combinaties met drama.

Slide 17 - Tekstslide

Dans
  • Een heel direct medium
  • Bijna niemand krijgt het voor elkaar om stil te blijven staan
  • Duidelijke manier tonen wat je in je lijf allemaal voelt
  • Kan een uiting van vreugde zijn
  • Anderen sneller vastpakken --> nieuwe dimensie: nabijheid, seksualiteit en erotiek.

Vormen:
Vrijdansen;
Ballet;
Stijldansen;
Volksdansen;
Linedance;
Rolstoeldansen.

Slide 18 - Tekstslide

Rituelen bij muziek en dans
Rituelen Muziek:
  • Zingen van liederen in de kerk of feestavond;
  • Voetbalwedstrijd;
  • Een persoonlijk lied cadeau geven. 

Rituelen Dans:
  • Bruiloften;
  • Gevoelens voor de ander uiten;
  • Bal / gala;
  • Bonte avond.

Slide 19 - Tekstslide

Tuin en natuur
Werken met levend materiaal en buitenactiviteiten
Thema's zoals: duurzaamheid, ecologie en milieu. 
In de natuur zijn is goed voor iedereen! 

Vormen:                                                                                                                            Rituelen:
Werken met bomen;                                                                                                   Gebeurtenissen waarbij iets te vieren valt;
Werken met vaste planten;                                                                                      Sterven en dood;
Werken met één jarige planten;                                                                             
Kweken van bloemen en planten;
Bloemsierkunst;
Werken met dieren;
Rolstoel en tuin;
Speciale gelegenheden. 

Slide 20 - Tekstslide

Sport, spel en beweging
Beginsel gedrag dat van nature bij ons hoort
Geen aangeleerd gedrag --> het hoort bij de mens net zoals het denken en voelen.

Beweging heeft een rechtstreekse verbinding met onze stemming. 

Bewegen is gedrag en elementair, primair en zonder bijbedoelingen. 

Slide 21 - Tekstslide

Werken met levend materiaal en buitenactiviteiten
Thema's zoals: duurzaamheid, ecologie en milieu.
In de natuur zijn is goed voor iedereen!

Vormen: 
  • Functioneel bewegen;
  • Bewegen om plezier te maken;
  • Bewegen om tot betere conditie te komen;
  • Gestiek (bewegen als non-verbale ondersteuning van onze taal)
  • Uiten in bewegen;
  • Samen bewegen/ alleen bewegen. 

Helpt om sociale contacten leggen
Bij iedereen is er een manier van bewegen te vinden die passend is. 


Spel

Verband houden met tijdsbesteding
Spelen is vormgeven aan de uitlaatklep van het dagelijks bestaan.

Puzzels;
Bordspellen;
Uitingspellen. 

Er moet iets te winnen vallen anders is de lol er van af. Het is cultureel bepaald hoe mensen met spellen omgaan. 

Rituelen sport, spel en bewegen:
  • Vriendschappelijke wedstrijd;
  • Sociale spellen;
  • Tijdsbesteding;
  • Gezamenlijk doel --> sponsorloop. 

Slide 22 - Tekstslide

Welk medium spreekt jou het meest aan en waarom?

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
Lees zelfstandig blz. 80 t/m 103 uit je theorie boek. 

Thema 2 Hoofdstuk 5 Opdracht 1 t/m 6 uit de digitale leeromgeving. 

Laatste 10 minuten van de les terug!

Slide 24 - Tekstslide