Grammatica 3.4 - 1 kgt

Grammatica 3.4 - 1 kgt
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.4 - 1 kgt

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
- Herhaling theorie grammatica 1.4 en 2.4 + oefeningen
- Uitleg theorie grammatica 3.4 + oefeningen
- Maak opdrachten van 3.4

Lesdoel:
- Je weet hoe je de PV, WG en O in een zin kunt vinden.
- Je weet hoe je het lijdend voorwerp (LV) van een zin kunt vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Morgen moeten we een toets maken.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Wanneer hebben we weer vakantie?

Slide 6 - Open vraag

Het WG bestaat uit alle werkwoorden in een zin.

Hoort de PV ook bij het WG?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je huiswerk maken.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het WG in deze zin?

In het weekend slaap ik uit.

Slide 11 - Open vraag

Welke vraag stel je om het onderwerp (O) van een zin te vinden?
A
wie of wat?
B
wie of wat + WG?

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat boek heb ik heel snel uitgelezen.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

De leerlingen maken het huiswerk.

Slide 15 - Open vraag

Lijdend voorwerp
LV = wie/wat + WG + O?

           O               WG          LV 
De  jongen /  eet /  een  appel.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De leerling maakt het huiswerk.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik mag morgen het avondeten kiezen.

Slide 18 - Open vraag

LET OP!
- Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp (LV). 
- Een lijdend voorwerp (LV) begint NOOIT met een voorzetsel.


tijdens de                                                           naast de
in de                                                                       voor de

Slide 19 - Tekstslide

Heeft deze zin een lijdend voorwerp:

De bal ligt op straat.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Ik verwacht een voldoende voor de toets.

Slide 21 - Open vraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp (LV) van een zin te vinden?
A
wie of wat?
B
wie of wat + WG?
C
wie of wat + WG + O?

Slide 22 - Quizvraag

Vind je het makkelijk om het LV in een zin te vinden?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Lesplanning
- Lees de theorie over 'lijdend voorwerp' (blz. 111)

- Maak van 3.4, opdr. 4 t/m 8 (blz. 111-112).

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk maandag 3e uur
- Lees de theorie over 'lijdend voorwerp' (blz. 111)

- Maak van 3.4, opdr. 4 t/m 8 (blz. 111-112).

Slide 25 - Tekstslide