W42

• Spaans
• Basisschool
• Middelbare school
• havo
• Groep 1

Semana 42

Necesitas el portátil (laptop, nog dicht),

el cuaderno (tijdschrift), el libro (de boek)

¿Qué vamos a hacer hoy?

Hoy es miércoles 

• Bienvenida - 5 min
• Repaso - 5 min
• Quizlet - 15 min
• leer - 20 min
• Pauza - 5 min
  
• los colores y los numeros - 20 min

Doel:  Aan het eind van deze les: 

• ken ik nieuwe woordjes/ zinnen
• kan ik een tekst lezen
• ken ik de kleuren in het Spaans
• kan ik tellen tot 50

¿Cómo te sientes?

Ik voel me = Me siento........

Triste              Mas o menos                   Contento/a                 Bravo/a                         

¡Bienvenidos a la clase de Español!

Hoy es _______, ____________ de__________

Proefwerk

Week 46 Hoofdstuk 1

over 4 weken

QUIZLET 

Oefen de voca via quizlet

Link staat in studiewijzer of hier

Geen verbinding

Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij

Je schrijft de woordjes over in je schrift

(Achter in je boek )

Gamen= laptop dicht en in je tas

RepasoHerhaling

.

Leerdoel 2: Los días de la semana

maandag

woensdag

dinsdag

vrijdag

zaterdag

donderdag

zondag

Lunes

Miércoles

Martes

Jueves

Sábado

Viernes

Domingo

Welke vraag hoort bij dit antwoord:

Me llamo Chantal.

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos años tienes?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿De dónde eres?

Welke vraag hoort bij dit antwoord:

Vivo en Huizen.

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos años tienes?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿De dónde eres?

Welke vraag hoort bij dit antwoord:

Soy de Holanda.

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos años tienes?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿De dónde eres?

Welke vraag hoort bij dit antwoord:

Tengo 12 años.

1. ¿Dónde vives?
2. ¿Cuántos años tienes?
3. ¿Cómo te llamas?
4. ¿De dónde eres?

Welke vertaling hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?

nosotros

yo

él, ella, ud.

tú

vosotros

ellos, ellas, uds.

jullie

ik

wij

jij

zij/u mv

hij/zij/u

Persoonlijke voornaamwoorden: Corregir: Ej 8 pág 20

ik	yo
jij	tú
hij - zij - u	él - ella - usted
wij	nosotros/-as
jullie	vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud	ellos - ellas - ustedes

Leer (lezen)

Doel: ik kan een tekst lezen en oefenen met de woordjes van hoofdstuk 1

Maak: opdrachten 1 t/m 3

Hulpmiddel: boek en woordenlijst achterin

klaar? Werkboek pág 21 opdracht 9 & blz 79 t/m 81 leren

Korte pauze

Una Pauza

Welke kleuren ken je in het Spaans?

 Luister en herhaal hardop 

Los colores

Los colores

Tot hoeveel kan je tellen in het Spaans?

1-10

1-20

> 20

Los números

Los números

Años

¿cuántos años tienes?

Regels bij de getallen

1. Ken de eerste 20 getallen uit je hoofd!
2. Ken de ronde getallen 10, 20, 30 etc.
3. Tussen 16 -29 : aan elkaar schrijven met i 
4. >> diecinueve, veinticinco
5. Tussen 31 -99 : los geschreven met een y
6.  >> treinta y cinco, noventa y tres

10-50

0 - cero

10 - diez

20 - veinte

30 - treinta

40 - cuarenta

50 - cincuenta

¡A trabajar!

¿Cómo?/ Hoe? zelfstandig en in stilte, Laptop alleen gebruiken voor de linkjes.

Blz 26 +27 Opdracht (ejercicio) 16  a + c

Blz 27 + 28 Opdracht (ejercicio) 17 a+b 

Klaar? 

Spel 1-50

linkje 

Quizlet 1-50

Plan agenda (deberes = huiswerk): leer de getallen tot en met 50 

Dictee

Schrijf de volgende 10 getallen op papier

Los números

1. 3
2. 7
3. 10
4. 15
5. 23
6. 30
7. 38
8. 40
9. 43
10. 50

Blooket

Ga naar: Blooket.com/play

Lesdoelen

 Aan het eind van deze les:

ken ik nieuwe woordjes/ zinnen

kan ik een tekst lezen

ken ik de kleuren in het Spaans

kan ik tellen tot 50

Hoeveel lesdoelen heb je behaald? 

FIN DE LA CLASE