PRESENT PERFECT:
RESULTAAT
Voor dingen die:
1. in het verleden gebeurd zijn en resultaat is belangrijk.
2. in het verleden gebeurd zijn maar niet duidelijk wanneer.
3.voor dingen die kort geleden gebeurd zijn. (just)
4. 1 keer gebeurd zijn ( never)
1.I have worked for 10 years now.
2. He has broken his finger, so he can't play tonight.
3. They have just closed the door.
4. We have never been there!