3.3 De waarde van geld/3.4 Waar komt geld vandaan?

3.3 De waarde van geld/3.4 Waar komt geld vandaan?
LH4.ec1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.3 De waarde van geld/3.4 Waar komt geld vandaan?
LH4.ec1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Terugblik paragaaf 3.2
- Paragaaf 3.3 + 3.4
- Aan de slag! 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Welke verschijningsvormen werden vroeger gebruikt als geld? Welke technische eisen zijn er?

Slide 3 - Woordweb

timer
10:00
Vraagstuk: 'De Bitcoin als nieuwe verschijningsvorm van geld'. Ga in tweetallen op onderzoek uit naar hoe de bitcoin in de praktijk werkt. Beschrijf hierbij voor- en nadelen van deze verschijningsvorm, waarbij je de koppeling maakt met de stof uit deze paragaaf.

Slide 4 - Woordweb

Huiswerk bespreken! 
- Lees paragaaf 3.2 door en maak de opdrachten 2 T/M 9. 


Heb je vragen? Steek je vinger op. 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
- De vier waarden van geld onderscheiden.

- De wet van Gresham toelichten. 

Slide 6 - Tekstslide

Chartaal en giraal geld 
- Chartaal (intrinsiek, nominaal, reële en externe waarde)
- Giraal (reële waarde, externe waarde en nominale waarde)

Slide 7 - Tekstslide

Vier waarden van geld
- Intrinsieke waarde (waarde van het materiaal)
- Nominale waarde/extrinsieke waarde (waarde op het geld)
- Reële waarde/interne waarde (koopkracht)
- Externe waarde (wisselkoers)

Slide 8 - Tekstslide

Waarde in de praktijk
- Nominaal en extrinsiek blijft gelijk
- Intrinsieke waarde schommelt (goud)
- Reële waarde (waarde van de euro en koopkracht)
- Geldontwaarding door inflatie (daling van reële waarde)

Slide 9 - Tekstslide

Hoezo blijft chartaal geld in omloop als de nominale waarde groter is dan de intrinsieke waarde?

Slide 10 - Woordweb

Schema

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Leerdoelen 3.4 
- De rol van de centrale bank bij geldschepping beschrijven.

- Verband tussen maatschappelijke geldhoeveelheid en inflatie beschrijven. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het gevolg voor de economie als de geldontwaarding in een hoog tempo doorzet?

Slide 14 - Woordweb

Centrale bank
- Omloop van chartaal geld en reguleren van giraal geld
- Bank van de banken (algemene banken en handelsbanken)
- De Nederlandse bank (DNB)
- Onderdeel van netwerk met banken
- Geldschepping (in omloop brengen van nieuw geld)
- Europese centrale bank (ECB leidt het netwerk; zie aantekening uit de les)

Slide 15 - Tekstslide

Uitgifte van chartaal geld
- Nieuw munt- en papiergeld naar DNB
- DNB verspreidt het naar handelsbanken
- Vervolgens naar automaten en bankloketten
- Controle door DNB en vervolgens vernietiging of terug in omloop
- DNB en ECB weten hoeveel chartaal geld er in omloop is

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het gevolg als er massaal meer geld in omloop wordt gebracht?

Slide 17 - Woordweb

Reguleren van girale geldhoeveelheid
- Via rente invloed op hoeveelheid girale geld
- ECB verlaagt rente, handelsbanken lenen goedkoper, klanten kunnen goedkoper lenen, girale hoeveelheid stijgt. 
- Maatschappelijke geldhoeveelheid (gezinnen en bedrijven)

Slide 18 - Tekstslide

Monetair beleid en inflatie 
- Streefinflatie is 2%
- Lager dan streefrente, betekent rente verlagen
- Hoger dan streefrente, betekent rente verhogen 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag! 
- Lees paragaaf 3.3 door en maak 1 T/M 4.
- Lees paragaaf 3.4 door en maak 1 T/M 4. 

Heb je vragen? Steek je vinger op of overleg zachtjes! 

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
- De vier waarden van geld onderscheiden.

- De wet van Gresham toelichten. 

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4 
- De rol van de centrale bank bij geldschepping beschrijven.

- Verband tussen maatschappelijke geldhoeveelheid en inflatie beschrijven. 

Slide 22 - Tekstslide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 3.2
  • Paragaaf 3.3 + 3.4
  • Volgende les! 
  • vragen? opmerkingen? 

Slide 23 - Tekstslide