Europese Unie - Europese Unie - Vormen van Samenwerken

Vormen van samenwerken
Europese Unie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Vormen van samenwerken
Europese Unie

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
  • Je leest de tekst, beantwoord de vragen en kijkt de filmpjes op de volgende pagina's.
  • In deze les gaan we het hebben over de vormen van samenwerking binnnen Europa.

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je straks?
  • een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
  • de betekenis afkortingen EGKS, EEG, EG en EU en weet je in welke volgorde de organisaties zijn opgericht.
  • minimaal vijf landen noemen die lid zijn van de EU.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met ‘de EU is een vrijhandelsgebied’.
  • uitleggen waarom de EU bij sommige mensen weerstand oproept.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Vormen van samenwerken
De landen van de EU werken op verschillende terreinen samen.
Voorbeelden van deze samenwerking zijn: 
Vrijhandel 
Tussen de landen van de EU kunnen goederen vrij vervoerd worden.
Goederen mogen zonder belemmeringen ingevoerd en uitgevoerd worden.
Vrij verkeer van personen 
Inwoners van de EU mogen zich in ieder land van de EU vestigen en mogen in ieder land van de EU studeren en werken.
Europol 
De politie van de EU-landen werkt samen in een Europese politie.


Bestudeer ook de pagina over 'Vrij verkeer' in de Kennisbank via de volgende link:

Slide 5 - Tekstslide

Vormen van samenwerken
Misschien wel het meest opvallende resultaat van de samenwerking binnen de EU is de euro.
Een voordeel van de euro is dat als je op vakantie bent in een euroland je geen geld hoeft om te wisselen.
Een tweede voordeel is dat je in eurolanden gemakkelijker prijzen kunt vergelijken.

Toch kun je niet in alle landen met de euro betalen.
In welke landen dat wel kan, zie je in de afbeelding hiernaast.

Voor de euromunten geldt dat de
 muntzijde voor alle landen gelijk is.
De andere kant is voor alle landen 
verschillend.

Slide 6 - Tekstslide

Waar of nier waar?

Nederland kan zonder handelsbelemmeringen tomaten naar Duitsland exporteren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of nier waar?

Als je van Nederland naar België reist is er geen grenscontrole
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar of nier waar?

Als je na je middelbare school in Spanje wilt gaan studeren, kan dat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar of nier waar?

In alle landen van de EU is de euro de officiële munt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Waar of nier waar?

In alle eurolanden zijn de prijzen gelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar of nier waar?

Alle eurolanden hebben dezelfde munten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Vormen van samenwerken





De volgende pagina's gaan over de handel in de wereld en de verplaatsing van goederen. Welke rol heeft de EU hierin?

Slide 13 - Tekstslide

Sneller en goedkoper
Twee soorten goederen in goederenvervoer: 
  • Massagoederen = onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd en die je gemakkelijk kunt laden en lossen. Bijvoorbeeld: aardolie en graan. 
  • Stukgoederen = losse of verpakte goederen. Bijvoorbeeld: schoenen en zakken rijst. 
 Container = een grote stalen kist met vaste afmetingen voor het vervoer van stukgoederen. 

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Verplaatsen van arbeid
Bedrijven proberen hun goederen zo goedkoop mogelijk te laten maken. Zodat ze veel goedkope producten kunnen verkopen.
 
Om de kosten laag te houden laten bedrijven producten maken in landen waar de lonen laag zijn. 
 
Lagelonenland = een land waar de lonen laag zijn. 

Slide 16 - Tekstslide

Wereldwijde markt
Multinationals laten de verschillende onderdelen van hun producten daar maken waar dat het goedkoopst is. Dat is vaak in verschillende landen. 
 
Mondialisering = de steeds verdergaande uitwisseling van goederen en informatie en samenwerking van mensen uit verschillende landen. 

Slide 17 - Tekstslide

Massagoederen zijn:
A
Losse of verpakte goederen.
B
Makkelijk te laden goederen.
C
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd.
D
Moeilijk te laden goederen.

Slide 18 - Quizvraag

Om de kosten van producten laag te houden...
A
...wordt werk waarvoor veel arbeidsuren nodig zijn, gedaan in landen met lage lonen.
B
...worden zoveel mogelijk producten in West-Europa zelf geproduceerd.
C
...worden mensen tijdens de productie goed gecontroleerd.
D
...worden vervoerskosten zo laag mogelijk gehouden.

Slide 19 - Quizvraag

Een voorbeeld van een lagelonenland is:
A
China
B
Amerika
C
Bangladesh
D
Polen

Slide 20 - Quizvraag

Waarom vestigen bedrijven zich ergens anders?
Multinationals kiezen voor hun productie niet altijd voor de armste landen. Ze gaan niet naar: 
  • een land waar veel onrust is of de regering onbetrouwbaar is. 
  • een land waar de stroom vaak uitvalt of waar geen goede wegen en havens zijn. 
  • een land met hoge kosten voor Milieuheffing = een extra belasting die bedrijven moeten betalen als ze het milieu vervuilen.
 
 

Slide 21 - Tekstslide

Vrije handel
Vrije handel = handel tussen landen als er geen invoerheffingen zijn. 
 
Invoerheffingen maken producten uit andere landen duurder voor een koper. Het is dan goedkoper om een product uit het eigen land te kopen. 

Slide 22 - Tekstslide

De poort van Europa
Nederland heeft gunstige ligging aan zee en aan de monding van een grote rivier. 
 
In de haven van Rotterdam komen veel goederen aan uit lagelonenlanden. Rotterdam: doorvoerhaven

Achterland = het gebied dat goederen uit een haven ontvangt of via die haven uitvoert. 

Slide 23 - Tekstslide

De poort van Europa
Rotterdam is naast doorvoerhaven ook:
  • Distributiehaven: containers worden na aankomst in de haven naar verschillende bestemmingen gebracht = distributie.
  • Industriehaven: omdat er veel fabrieken staan waar producten die per schip worden aangevoerd worden verwerkt. 

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden van vestigingsfactoren zijn
A
Lage arbeidsproductiviteit.
B
Hoge loonkosten.
C
Hoge arbeidsproductiviteit.
D
Het ontbreken van strenge milieuwetten.

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is een goede infrastructuur van een land een belangrijke vestigingsfactor voor een bedrijf?

Slide 26 - Open vraag

De Rotterdamse haven is een:
A
Industriehaven
B
Kleine haven
C
Distributiehaven
D
Doorvoerhaven

Slide 27 - Quizvraag