H3: Werkwoorden: zww, kww, hww
Als in een zin met een
werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een
zelfstandig werkwoord (zww).
Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord meestal achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn dan
hulpwerkwoord.
Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar een werkwoord staat, dan is dat een vorm van een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken,
lijken, schijnen. Het koppelwerkwoord koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp.
Als er meer werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord vaak achter in de zin.