2aha Grammatica Woordsoorten H3+H4

HOOFDSTUK 6
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 6

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulp- en koppelwerkwoorden herkennen.
  • Je herkent telwoorden en kunt die onderscheiden in bepaald en onbepaald en hoofd- en rangtelworden.

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (zww) en hulpwerkwoord (hww)
  • Een zww kun je uitbeelden of doen: struikelen, slapen, zingen, gooien, slaan, schrijven. Er staat maar één van in een zin.
  • Een hulpwerkwoord (hww) kun je moeilijker uitbeelden of doen: worden, zijn, hebben, kunnen, mogen.
  • Hulpwerkwoorden 'helpen' om een gezegde te maken. 

*Vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (kww)
  • Een kww kom je tegen in een naamwoordelijk gezegde (het ow is iets). Als er in een nwg maar één werkwoord staat, dan is dat een koppelwerkwoord. Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen. 
  • Een kww koppelt een eigenschap aan het onderwerp. 

Slide 4 - Tekstslide

  • In het voorjaar zijn mensen vaak vrolijk.
    Het ow 'is' iets, dus nwg -> zijn vrolijk. Kww = zijn, want het koppelt een eigenschap (vrolijk) aan het onderwerp (mensen). 
      
  • Die beroemde zangeres was vroeger enorm verlegen.
    Het ow 'is' iets, dus nwg -> was enorm vrolijk. Kww = was, want het koppelt een eigenschap (enorm verlegen) aan het onderwerp (die beroemde zangeres).
Koppelwerkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Telwoord (telw)
  • Telwoorden geven een hoeveelheid aan.  Twee, een derde, weinig, veertig, achtduizend. Dit noemen we een hoofdtelwoord (hoofdtelw)
  • Telwoorden kunnen ook een volgorde (rang) aan: Eerste, laatste, veertiende, dertigste. Dit noemen we een rangtelwoord (rangtelw), aangezien het een rang/plaats in een rij aangeeft.

Slide 6 - Tekstslide

Bepaald en onbepaald
  • Bij een bepaald telwoord weet je het precieze aantal of de exacte plaats in de rij. Zes, een derde, twaalf, 2016, eerste, zevende, dertiende
  • Een onbepaald telwoord geeft een onduidelijk aantal of een onduidelijke plaats in de rij aan. Veel, weinig, alle, laatste, middelste, zoveelste.
    * Je kunt een bepaald hoofdtelw vervangen door een cijfer! 

Slide 7 - Tekstslide

Telwoorden (telw)
Bepaald (je weet het
aantal / de plaats in de rij)
Onbepaald (je weet het aantal
of de plaats in de rij niet exact)
Hoofdtelwoord (hoofdtelw)
negentien, twaalf, 2006, 2022,
een derde (1/3).
Veel, weinig, enkele, sommige.
Rangtelwoord
(rangtelw)
Negentiende, twaalfde, eerste, vierendertigste. 
Laatste, middelste, zoveelste.

Slide 8 - Tekstslide




Grammatica woordsoorten 
 H3: opdracht 1 t/m 5 (blz. 90-91) 
H4: opdracht 1 t/m 4 (blz. 120-121)

* = huiswerk voor volgende les.







Oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

  • Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulp- en koppelwerkwoorden herkennen.
  • Je herkent telwoorden en kunt die onderscheiden in bepaald en onbepaald en hoofd- en rangtelworden.

Slide 10 - Tekstslide