Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulp- en koppelwerkwoorden herkennen.
Je herkent telwoorden en kunt die onderscheiden in bepaald en onbepaald en hoofd- en rangtelworden.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord (zww) en hulpwerkwoord (hww)
Een zww kun je uitbeelden of doen: struikelen, slapen, zingen, gooien, slaan, schrijven.Er staat maar één van in een zin.
Een hulpwerkwoord (hww) kun je moeilijker uitbeelden of doen: worden, zijn, hebben, kunnen, mogen.
Hulpwerkwoorden 'helpen' om een gezegde te maken.
*Vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Slide 3 - Tekstslide
Koppelwerkwoord (kww)
Een kww kom je tegen in een naamwoordelijk gezegde (het ow is iets). Als er in een nwg maar één werkwoord staat, dan is dat een koppelwerkwoord. Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.
Een kww koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
Slide 4 - Tekstslide
In het voorjaar zijn mensen vaak vrolijk. Het ow 'is' iets, dus nwg -> zijn vrolijk. Kww = zijn, want het koppelt een eigenschap (vrolijk) aan het onderwerp (mensen).
Die beroemde zangeres was vroeger enorm verlegen. Het ow 'is' iets, dus nwg -> was enorm vrolijk. Kww = was, want het koppelt een eigenschap (enorm verlegen) aan het onderwerp (die beroemde zangeres).
Koppelwerkwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Telwoord (telw)
Telwoorden geven een hoeveelheid aan. Twee, een derde, weinig, veertig, achtduizend. Dit noemen we een hoofdtelwoord (hoofdtelw)
Telwoorden kunnen ook een volgorde (rang) aan: Eerste, laatste, veertiende, dertigste. Dit noemen we een rangtelwoord (rangtelw), aangezien het een rang/plaats in een rij aangeeft.
Slide 6 - Tekstslide
Bepaald en onbepaald
Bij een bepaald telwoordweet je het precieze aantal of de exacte plaats in de rij. Zes, een derde, twaalf, 2016, eerste, zevende, dertiende.
Een onbepaald telwoord geeft een onduidelijk aantal of een onduidelijke plaats in de rij aan. Veel, weinig, alle, laatste, middelste, zoveelste. * Je kunt een bepaald hoofdtelw vervangen door een cijfer!
Slide 7 - Tekstslide
Telwoorden (telw)
Bepaald (je weet het aantal / de plaats in de rij)
Onbepaald (je weet het aantal of de plaats in de rij niet exact)
Hoofdtelwoord (hoofdtelw)
negentien, twaalf, 2006, 2022, een derde (1/3).
Veel, weinig, enkele, sommige.
Rangtelwoord (rangtelw)
Negentiende, twaalfde, eerste, vierendertigste.
Laatste, middelste, zoveelste.
Slide 8 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
H3: opdracht 1 t/m 5 (blz. 90-91)
H4: opdracht 1 t/m 4(blz. 120-121)
* = huiswerk voor volgende les.
Oefenen!
Slide 9 - Tekstslide
Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulp- en koppelwerkwoorden herkennen.
Je herkent telwoorden en kunt die onderscheiden in bepaald en onbepaald en hoofd- en rangtelworden.