Niet Aangeboren Hersenletsel

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

doel
Aan het einde van de les kunnen jullie uitleggen wat een niet aangeboren hersenletsel is.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is van onderstaande van toepassing op focaal hersenletsel
A
De schade is over een groot deel van de hersenen verspreid
B
Het heeft te maken met het voorste deel van je hersenen
C
Onstaat meestal na een directe klap op het hoofd
D
Schade ontstaat op latere leeftijd

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak is van toepassing op diffuus hersenletsel
A
Schade is over een groter deel van de hersenen
B
Komt alleen maar bij kinderen voor
C
Er onstaat een schedelbreuk
D
Ontstaat na val wanneer hersenen 'geschud' zijn

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Wat betekent de chronische fase
A
Dit is de fase wanneer het letsel net is gebeurd
B
De herstelfase, dat je alles opnieuw leert
C
De fase waarin je alles evalueert
D
Dat duidelijk wordt hoe je leven er met letsel uitziet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Gevolgen voor de relatie
Toekomstbeeld spat uit een
Hoe geef je nog vorm aan een bestaande relatie
Hoe ontstaan nieuwe relaties
Wat is haalbaar........

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Vanuit de fases ga je kijken welk type zorgvrager je voor je hebt. GZ psycholoog Arno Prinsen heeft vanuit zijn ervaring met zorgvragers 3 typen kunnen onderscheiden: de voorbijganger, de zoeker en de klant.

-De voorbijganger: zorgvrager heeft een beperkt ziektebesef en erkent niet dat hij een probleem heeft. De zorgvrager heeft dan ook nog geen hulpvraag.

-De zoeker: zorgvrager heeft enig ziektebesef. Dit komt vaak terug in een vage of slecht omlijnde hulpvraag. De zoeker weet dat er iets met hem aan de hand is, maar wat, weet hij niet.

-De klant: zorgvrager is zich bewust van zijn ziektebeeld. Hij/zij heeft een duidelijke vraag, maar weet niet welke hulpmiddelen hij in kan zetten. 

Slide 27 - Tekstslide

einde
vragen?
Is voor jou het lesdoel geslaagd of niet?

Slide 28 - Tekstslide