20221103 VEZO321AK niveau 3 leerjaar 2 signaalwoorden

Nederlands
VEZO321AK

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
VEZO321AK

Slide 1 - Tekstslide

Tekstdoel en tekstsoort 

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Vraag: waarom is het handig om tekstverbanden te herkennen?

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke tekstverbanden
Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn een aantal belangrijke.
  1. opsomming
  2. volgorde van tijd
  3. tegenstelling
  4. voorbeeld
  5. oorzaak - gevolg
  6. voorwaarde

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoord
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s



Slide 5 - Tekstslide

opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 6 - Tekstslide

volgorde van tijd 
Mijn zoon had dit weekend eerst een voetbalwedstrijd. Daarna had hij een verjaardagsfeestje en vervolgens mocht hij bij een vriend logeren.

Signaalwoorden:
eerst, daarna, vervolgens, vroeger, nu, toen

Slide 7 - Tekstslide

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld

Je kunt veel verschillende soorten sporten noemen. Denk bijvoorbeeld aan wintersport.


Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Slide 9 - Tekstslide

oorzaak-gevolg
Morgen gaan we schaatsen, want het heeft gevroren.

Signaalwoorden:
doordat, omdat, want, waardoor, daarom

Slide 10 - Tekstslide

voorwaarde
Je mag vanavond gamen, mits je je huiswerk af hebt.

Signaalwoorden:
als ......dan, tenzij, mits (=op voorwaarde dat)

Slide 11 - Tekstslide

Theorie signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Beeldspraak 
  • Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. 
  • Er wordt niet letterlijk gezegd wat er wordt bedoeld. 
  • De spreker gebruikt andere woorden voor wat hij eigenlijk bedoelt. 
  • Dit kan hij doen door bijvoorbeeld een vergelijking te maken met iets anders.

Slide 13 - Tekstslide