Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Welkom
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Hoewel Julien wel vaker een tentoonstelling had bezocht, zal zijn bezoek aan deze ene expositie hem nog lang bijblijven. Hij was bij binnenkomst direct erg joviaal ontvangen door de directeur, die hij vaag kende van een feest van zijn tante. Bij zulke chique gelegenheden was het doorgaans de gewoonte om je enigszins afstandelijk te gedragen, maar deze man was juist erg vriendschappelijk naar hem geweest.  Nadat Julien minutieus alle schilderijen had bekeken – alleen als je nauwkeurig kijkt, zie je alle details – nodigde de directeur hem uit voor ‘een copieuze maaltijd’, zoals hij het zelf noemde. Het diner bleek inderdaad behoorlijk overvloedig.

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens de ledenvergadering van de voetbalvereniging houdt de secretaris nauwkeurig bij wie present is. Hij is meedogenloos: elk absent lid krijgt een rood kruisje voor zijn naam, tenzij hij zich netjes heeft afgemeld. In dat geval is hij mild en krijgt het lid alleen een klein streepje voor zijn naam. De secretaris is een traditioneel man, van de oude stempel. Hij heeft weinig affectie voor zijn vooruitstrevende voorgangster.

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat
  • Woordjes leren, schooltaalwoorden, blok 1,2 en 3
  •  Betekenis kennen en in een zin kunnen gebruiken
  • Veel oefenen!

Slide 4 - Tekstslide

Toon aan dat je alle woordjes kent.

aantonen =
A
goed bekijken
B
duidelijk maken
C
laten zien
D
bewijzen

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit wat het begrip fictie inhoudt.

inhouden =
A
opvatten
B
in zich hebben
C
betekenen
D
van toepassing zijn

Slide 6 - Quizvraag

Als je een woord niet kent, kun je een woordenboek raadplegen.

raadplegen =
A
kijken of iets goed is
B
advies of informatie opzoeken
C
uitleg geven
D
goed bekijken

Slide 7 - Quizvraag

Vergelijk je eigen antwoord met het antwoordenboek.

vergelijken =
A
kijken of iets goed is
B
verschillen en overeenkomsten zoeken
C
van toepassing zijn
D
een logische reden geven

Slide 8 - Quizvraag

Beredeneer waarom lezen goed voor je is.

beredeneren =
A
uitleg geven
B
duidelijk maken
C
betekenen
D
een logische reden geven

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het synoniem van contrast?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het antoniem van absent?

Slide 11 - Open vraag

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
'Dat is een vreemde vogel!'

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
  • Kies twee uitdrukkingen die je kent en schrijf deze op. Ken je er geen, zoek dan twee op internet.
  • Geef zowel de letterlijke als de figuurlijke betekenis.
  • Werk alleen of in tweetallen.
  • Je hebt 5 minuten de tijd.
  • Alleen fluisteren mag!
  • Eerder klaar, pak dan je leesboek.
  • Ik loop rond om te kijken wat jullie hebben opgeschreven.

timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Maak opdracht 39 en 41 van blok 1, Over taal.
  • Werk zelfstandig en in stilte!
  • Klaar? Maak dan opdracht 30 van blok 2, Over taal (schooltaalwoorden) Alles af? Pak dan je leesboek.
  • Tijd: ongeveer 10 minuten.

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
  • Omschrijf letterlijk en figuurlijk taalgebruik en noem een voorbeeld.
  • Huiswerk: opdrachten uit de les afmaken.
  • Tot donderdag! 

Slide 17 - Tekstslide