Week 38 lesson 2 V4

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Irregular verbs game 
Let's play a game! 

Slide 2 - Tekstslide

Today's plan 
- irregular verbs game 
- Check 3 together! 
- grammar: negative sentences/making questions + present perfect & past simple 
- tongue twisters
- speaking assignment 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent de term 'perfect'?

Slide 6 - Open vraag

Als je moet bepalen in welke tense een werkwoordsvorm staat, dan stel je jezelf de volgende vragen:
  1. Wordt de 1e term 'present' of 'past'? 
    tegenwoordig --> present
    verleden --> past
  2. Wordt de 2e term 'simple', 'perfect', 'continuous' of 'perfect continuous' ?
    geen voltooid deelw. en geen ing --> simple
    staat er een voltooid deelw. (met have/has/had) ervoor --> perfect
    staat er een ing-vorm (met een vorm van 'be' ervoor) --> continuous
    staat er 'been' + ww-ing --> perfect continous
She lived in the UK.
They had heard me.
I am listening.

Slide 7 - Tekstslide

Welke tense is dit?
We have never been here.

Slide 8 - Open vraag

Welke tense is dit?
Sheila has three cats.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de present perfect van 'go'?

Slide 10 - Open vraag

Past simple & Present perfect
Deze twee komen vaak samen in één opdracht voor, dus je moet goed weten wanneer je welke van de twee moet gebruiken. 
Trap niet in de valkuil van het Nederlands, want in het Engels gelden er heel andere regels wanneer je welke tijd moet gebruiken!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

past simple & present perfect
past simple
handeling uit het verleden die nu is afgesloten
--> I played football until I was 15. 

present perfect
- handeling in verleden begonnen die nu nog bezig is, OF:
- handeling uit verleden waarvan resultaat nog merkbaar is --> link tussen heden en verleden
--> I have lived here since I was a child.   /  Look, she has broken her leg!

Slide 13 - Tekstslide

Welke tense moet je gebruiken?
She ______ (never, see) my brother, so she doesn't know what he looks like.
A
past simple
B
present perfect

Slide 14 - Quizvraag

Welke tense moet je gebruiken?
They ________ (gain) a lot of weight when they lived in Spain.
A
past simple
B
present perfect

Slide 15 - Quizvraag

Welke tense moet je gebruiken?
I ________ (want) a kitten since I was 10.
A
past simple
B
present perfect

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste tense in:
We _____ (be) friends since primary school.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide