4.1.1 De opkomst van de steden leidt tot een veranderende samenleving (tot 4.1.1.4) klaar)

4.1 De steden groeien in belang en beseffen dat (deel 2)
1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

4.1 De steden groeien in belang en beseffen dat (deel 2)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloei van de handel doet steden ontstaan...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leef jij op het platteland of in de stad?
Platteland
Stad

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waar ga je shoppen?
Platteland
Stad

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je favoriete plek in Gent (of een andere grote stad)?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar wil jij later wonen?

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN

- Je kunt het ontstaan van de steden in de tweede middeleeuwen verklaren.


- Je kunt historische kaarten analyseren


- Je kunt de verwevenheid van de stad en het platteland in de tweede middeleeuwen uitleggen.


4.1.1.3. De bloei van de handel doet steden ontstaan
4.1.1.2 (3DF)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksvraag:
Hoe ontstonden de steden in de tweede middeleeuwen?
Opnieuw...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten we al?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lage landen in 1350

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

1'18"
Waar ontstaan steden?
A
Rond markten - zij werden rond boerderijen gehouden
B
Rond boerderijen - de mensen kwamen rond de boer wonen want daar was voedsel
C
Rond markten - zij werden rond burchten, abdijen, rivieren of aan kruisende wegen gehouden

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontstonden net op die plaats steden?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van steden

1. Het ontstaan van de stad Gent als typevoorbeeld!
Vanaf de 11de eeuw werden steden belangrijk in de economische ontwikkeling van de Lage Landen. 
Tot in de 17de eeuw was de verstedelijking in die regio groter dan in de rest van Europa, met uitzondering van Noord- en Midden-Italië.
Om te onderzoeken hoe de steden ontstonden, zoomen we in op Gent. 
Opdracht in Lernova:
  1. Bron 1: Een Gentse stadsgids vertelt over het ontstaan van de stad;
  2. Bekijk Bron 2: de groei van Gent in historische kaarten;
  3. Maak Opdracht 1 in de opbouw


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de gebeurtenissen chronologisch
1
2
3
4
5
Amandus sticht 2 abdijen aan de Schelde: Blandinium en Ganda. Hier ontstaan 2 handelsnederzettingen.
Invallen van Noormannen!
De handelaars verhuizen naar een zandrug iets verderop aan de Schelde.
Voor de veiligheid leggen ze een omwalling aan.
De graaf van Vlaanderen bouwt een nieuwe nederzetting aan de Leie
De twee kernen breiden uit naar elkaar, maar het gebied van de graaf blijft van hem en behoort niet tot Gent
Gent blijft groeien - de graaf verkoopt een deel aan de Gentse schepenen

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Steden ontstaan

Door de nieuwe landbouwtechnieken konden de boeren landbouwoverschotten op de markt verkopen
De markten werden op geregelde tijdstippen georganiseerd op goede plekken 

Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
Er was een overschot aan arbeidskrachten dat door de bevolkingsgroei in de landbouw was ontstaan. Mensen gaan naar de steden 

Steden ontstonden voornamelijk in de nabijheid van burchten. 
goede plekken?
wat doen ze daar?
Waarom?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steden ontstaan

Nieuwe landbouwtechnieken ==> boeren landbouwoverschotten op de markt verkopen
Markten: op geregelde tijdstippen georganiseerd op goede plekken.


Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
Er was een overschot aan arbeidskrachten dat door de bevolkingsgroei in de landbouw was ontstaan. Mensen gaan naar de steden 

Steden ontstonden voornamelijk in de nabijheid van burchten. 
Goede plekken?
 aan abdijen
- aan burchten
- aan kruispunten van wegen en/of rivieren
Wat doen ze daar?
Hier konden ze in de handel of in de oplevende nijverheid aan de slag
Waarom?
De handelaars wilden op een veilige plaats handel drijven. De markten ontstonden daarom in de nabijheid van de burchten die in de loop van de 9de eeuw gebouwd werden door de Vlaamse graaf om de kust en het binnenland te beschermen tegen de Noormannen.  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Regionale dynamiek: stad en platteland
Stedelingen moesten bevoorraad worden met voedsel (in eerste instantie met graan, het basisvoedsel, naast groenten, zuivel, vis en vlees) maar ook met allerlei grondstoffen.

Hout, (bak)steen, turf (gedroogd veen dat als brandstof kan worden gebruikt), vlas, wol, leder... lieten toe om huizen te bouwen en te verwarmen, en om de handelaars te bevoorraden.
Zulke  economische relaties tussen de stad en het platteland waren al vanaf het begin van het verstedelijkingsproces cruciaal.

Bronnenanalyse - BW
zie volgende dia

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
A
De stad leverde afgewerkte producten aan het platteland. Het platteland leverde de grondstoffen
B
De stad leverde de grondstoffen. Het platteland leverde dan de afgewerkte producten aan de stad.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Het stapelrecht: een stedelijke monopolie
Een continue toevoer van een aantal essentiële grondstoffen én/of voedsel was voor de steden essentieel.
Een aantal steden kocht daarom een stapelrecht - een soort monopolie op de import en export van dat product -  bij de graaf of hertog.

Zo had Damme het stapelrecht van haring en wijn, Brugge - afwisselend met Antwerpen - het stapelrecht van Engelse wol, Oostburg de zoutstapel en Gent de graanstapel.
Monopolie?
het alleenrecht op dat product - enkel de graaf of de stad mocht dat van die boer kopen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestudeer de bron (bundel p.12-13)
Geef drie voordelen van het stapelrecht voor de middeleeuwse Gentenaars.
  1. Het Gentse stadsbestuur kon de prijs van het graan voor de Gentenaars laag houden.
  2. Er werd een voorraad graan aangelegd: zo was er altijd graan in de stad, ook bij hongersnood of oorlog.
  3. Graanhandelaars werden tot de stad aangetrokken, wat de economie verbeterde.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door het stapelrecht kon:
(meerdere juiste antwoorden)
A
Het Gentse stadsbestuur veel geld vragen voor het graan.
B
Het Gentse stadsbestuur de prijs van het graan goedkoop houden.
C
Was er altijd graan door een voorraad.
D
Moest je snel zijn of al het graan was op.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel, je bent één van de schepenen van Ieper in pakweg de 14de eeuw. Leg je je neer bij het graanstapelrecht van Gent? Of ga je je verzetten? En hoe ga je dat doen?
extra info

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je uit deze kaart afleiden?

A
Vlaanderen is in 1300 samen met Spanje de meest verstedelijkte regio van Europa
B
Vlaanderen is in 1300 samen met Noord-Italië de meest verstedelijkte regio van Europa
C
Spanje is in 1300 samen met Noord-Italië de meest verstedelijkte regio
D
Duitsland is in 1300 samen met Vlaanderen de meest verstedelijkte regio

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 4 Vlaamse steden hebben meer dan 35.000 inwoners?
A
Gent, Brugge, Ieper en Saint-Omer
B
Gent, Nieuwpoort, Oudenaarde en Saint-Omer
C
Brugge, Nieuwpoort, Ieper en Saint-Omer
D
Nieuwpoort, Gent, Brugge en Ieper

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN

- Je kunt het ontstaan van de steden in de tweede middeleeuwen verklaren.


- Je kunt historische kaarten analyseren


- Je kunt de verwevenheid van de stad en het platteland in de tweede middeleeuwen uitleggen.


Weet je nog?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je nog lastig of begrijp je niet?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stappen kan je nog zelf zetten om dit beter te begrijpen?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan de leerkracht jou hierbij helpen?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de steden ontstaat beroepsspecialisatie
OV: Hoe leidde de lakenproductie tot beroepsspecialisatie?


Slide 35 - Tekstslide

start 3ECCNW 29/3/24
LESDOELEN

Je kan de verplaatsing van het centrum van de lakennijverheid doorheen de tijd op een kaart aangeven.


Je kan het verband tussen de lakennijverheid en de bloei van de steden verklaren.


Je kan het voordeel van beroepsspecialisatie toelichten.


Het doel van een ambachtsgilde toelichten.


Bronnen over de lakennijverheid analyseren.


Een historische bron kritisch evalueren.


7- de te onthouden begrippen kunnen omschrijven, herkennen en gebruiken


4.1.1.4. Beroepsspecialisatie in de steden

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIJD & RUIMTE

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A Fair in Ghent in the Middle Ages, Felix de Vigne, 1862, MSK Gent
Soort bron
Maker
Historische periode
laken

Slide 38 - Tekstslide

Vrouw koopt Vlaams laken op de markt
  • Belangrijkste tak van de middeleeuwse nijverheid: textielindustrie (vooral de lakennijverheid). 
  • Laken?
  • werd van wol gemaakt + in grotere hoeveelheden geproduceerd. 
  • <-> Linnen meestal enkel voor eigen gebruik.  <-> Katoen en zijde kwamen uit exotische streken. 
  • Omstreeks 1050: weefgetouw uitgebreid met pedalen
  • ==> langere, maar ook mooiere stoffen 
  • Van 1050 tot 1350  vooral in het graafschap Vlaanderen,
  • omstreeks 1100 import Engelse kwaliteitswol 
  • Vanaf 1350: opkomst nieuwe textielcentra in Brabant en Holland (=goedkoper) => lakennijverheid in de Vlaamse steden ging achteruit
  • ==> Rond 1400 Leidse lakenindustrie belangrijkste in Europa. 
  • Belangrijkste tak van de middeleeuwse nijverheid: textielindustrie (vooral de lakennijverheid). 
  • Laken?
  • werd van wol gemaakt + in grotere hoeveelheden geproduceerd. 
  • <-> Linnen meestal enkel voor eigen gebruik. <-> Katoen en zijde kwamen uit exotische streken. 
  • Omstreeks 1050: weefgetouw uitgebreid met pedalen
  • ==> langere, maar ook mooiere stoffen 
  • Van 1050 tot 1350 vooral in het graafschap Vlaanderen,
  • omstreeks 1100 import Engelse kwaliteitswol 
  • Vanaf 1350: opkomst nieuwe textielcentra in Brabant en Holland (=goedkoper) => lakennijverheid in de Vlaamse steden ging achteruit
  • ==> Rond 1400 Leidse lakenindustrie belangrijkste in Europa. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leids lakenlood
Lakenlood LEIDEN 
  • wapen met sleutels duidelijk zichtbaar
  • met de tekst : (wol) LE DEKEN HOLLAND, 30 ,mm
=kwaliteitslabel (cf. CE)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen Vlaams Laken?
  • Laken is sterk en licht.
  • Laken komt in alle kleuren voor.
  • Laken is beter dan linnen: het rafelt niet.
  • In de 11de eeuw werd het Vlaamse laken al als exportproduct gebruikt.
  • Ook in buitenland bekend.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lernova 4.1.1.4 - opbouw - opdracht 3 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnenanalyse
Werkbundel p.16 - BW in volgende slide
Neem na correctie de oplossing over op jouw werkblad.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Waarom ontstond er beroepsspecialisatie in de lakennijverheid? (lesblad p.17)
  • Beroepsspecialisatie ontstond omdat één iemand geen specialist kon zijn in alle stappen van de lakenproductie. 
  • Door de productie onder te verdelen in verschillende stappen, kon iedereen zich specialiseren in zijn stap. 
  • Bovendien werd de kwaliteit van het laken beter.
TIP!
  1. Waarom ontstond beroepsspecialisatie?
  2. Wat was het gevolg voor de productie?
  3. En voor de kwaliteit?

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnenanalyse (2)
Werkbundel p.17 + extra tabel classroom
1. voorbereiden per 2
2. klassikale correctie

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bron
  1. Wie is de auteur?
  2. Welk soort bron is bron 2?
  3. Waarom konden de nieuwe beroepsgroepen die in Gent ontstonden tussen 1360 en 1540 niet erkend worden als ambacht?

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort bron? Wees volledig! (Vermeld ook de historische periode!)

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom konden de nieuwe beroepsgroepen die in Gent ontstonden tussen 1360 en 1540 niet erkend worden als ambacht?
A
Omdat de nieuwe beroepsgroepen niet rijk genoeg waren om erkend te worden.
B
Omdat er geen nieuwe beroepsgroepen ontstonden tussen 1360 en 1540.
C
Omdat de bestaande ambachten hun monopolie en voorrechten wilden behouden.

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom konden de nieuwe beroepsgroepen die in Gent ontstonden tussen 1360 en 1540 niet erkend worden als ambacht?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Link

Google Doc in classroom
Samengevat

Slide 53 - Tekstslide

Geleidelijk aan: beroepsspecialisatie op, waarbij verschillende arbeiders ieder een deel van het fabricageproces voor hun rekening namen: dat deel was dan sneller en beter gedaan dan door iemand die alles moest kunnen. Die arbeidsorganisatie vereiste een leidende hand die alles bestuurde. Zo ontstonden de drapeniers, échte ondernemers die de wol in Engeland gingen kopen en daarna toevertrouwden aan gespecialiseerde handwerkers die hun deel van de bewerking thuis in hun eigen werkplaats uitvoerden: een opdeling van het productieproces in deeljobs dus. Dat kon moeilijk verspreid over verschillende dorpen gebeuren, men vond de lakennijverheid vooral in een stad, dicht bij elkaar: het was een stedelijke nijverheid. Alleen het spinnen, dat zeer arbeidsintensief was en hoofdzakelijk door vrouwen gedaan werd, gebeurde op het platteland: een rurale activiteit. Het wassen, weven, vollen, verven en droogscheren gebeurde in de steden door gespecialiseerde arbeiders, die zich in een ambachtsgilde gingen verenigen. Samen stonden ze sterker én konden ze hun ambacht beschermen.
Waar winkel jij het meeste?
Online
Fysieke winkels

Slide 54 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Let jij op van waar je aankopen afkomstig zijn?
Ja
Neen

Slide 55 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Het Vlaamse laken
Dit is een warme kledingstof geweven van de fijnste schapenwol. 
De wol komt eerst van Vlaamse schapen en vanaf de 12de eeuw uit Engeland. Vaklui verwerken die: wolwassers, spinners, wevers, vollers en ververs. Ze volgen strikte regels. De afgewerkte stoffen worden gekeurd, opgestapeld in de Lakenhallen en door handelaars verkocht. 
Rond 1200 is het Ieperse laken in heel Europa bekend. Kooplieden verspreiden het van op de jaarmarkten in de Champagnestreek over Zuid-Europa en Zuidwest-Azië. 
Uit: https://www.ypermuseum.be/middeleeuwse-grootstad#Laken Geraadpleegd op 7/4/2021
Het Vlaamse laken was een kwaliteitsvol product waar veel vraag naar was in heel Europa.
Lees bron 4: Verkoop van lakens in Genua, 1197
Maak opdracht 5

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het notariaatsregister een betrouwbare bron om na te gaan hoeveel Vlaams laken er in Genua verkocht werd? Waarom?

Slide 57 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt?
A
De jaarmarkten in de Champagne waren een trefpunt voor Vlaamse en Italiaanse handelaars. Vlaamse handelaars verkopen het Vlaamse laken en kopen Oosterse producten van Italiaanse handelaars.
B
De jaarmarkten in Brugge waren een trefpunt voor Vlaamse en Italiaanse handelaars. Vlaamse handelaars verkopen het Vlaamse laken en kopen Oosterse producten van Italiaanse handelaars.
C
De jaarmarkten in de Champagne waren een trefpunt voor Vlaamse en Italiaanse handelaars. Italiaanse handelaars verkopen het Vlaamse laken en kopen Oosterse producten van Vlaamse handelaars.
D
De jaarmarkten in Brugge waren een trefpunt voor Vlaamse en Italiaanse handelaars. Italiaanse handelaars verkopen het Vlaamse laken en kopen Oosterse producten van Vlaamse handelaars.

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies