révision ch2

herhaling hoofdstuk 2
gemaakt door  boet
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

herhaling hoofdstuk 2
gemaakt door  boet

Slide 1 - Tekstslide

programma
planning

Slide 2 - Tekstslide

la glace
A
het ijsje
B
de groente
C
de vis
D
de frietjes

Slide 3 - Quizvraag

wat betekent l'entrée v

Slide 4 - Open vraag

le café
A
het café
B
voor mij
C
het ijsje
D
de koffie

Slide 5 - Quizvraag

le plat principal
A
de lieve directeur
B
het nagerecht
C
het hoofdgerecht
D
de salade

Slide 6 - Quizvraag

le lait
A
het water
B
de melk
C
open
D
de groente

Slide 7 - Quizvraag

hoe schrijf je in het frans waar zijn de toilettes

Slide 8 - Open vraag

ober de kaart astublieft
A
monsieur l´addition s´il vous plait
B
monsieur de rien sil vous plait
C
monsieur la carte sil vous plaitt
D
monsieur la combien sil vous plait

Slide 9 - Quizvraag

het is hier
A
c´ ici
B
c´est aider
C
c´est de rien
D
c´est ici

Slide 10 - Quizvraag

waar zet je ne en pas neer in de zin

Slide 11 - Tekstslide

je suis un chat
hoe maak je deze zin in ontkenning

Slide 12 - Open vraag

hoe maak je deze zin ontkennend
tu aimes les crepes

Slide 13 - Open vraag

hoe maak je deze zin ontkennend
je prefere les pizzas

Slide 14 - Open vraag

welke vervoeging hoort bij dit woord

Slide 15 - Tekstslide

vous avoir welke hoort erbij
A
e
B
ez
C
je
D
ent

Slide 16 - Quizvraag

nous avoir welke hoort erbij
A
ons
B
e
C
ent
D
ez

Slide 17 - Quizvraag

tu aimer welke hoort erbij
A
es
B
ent
C
e
D
ons

Slide 18 - Quizvraag

je aider welke hoort erbij
A
e
B
ent
C
ez
D
ont

Slide 19 - Quizvraag

deze woorden zijn onregelmatige woorden

Slide 20 - Tekstslide

nous avons
A
wij zijn
B
wij hebben
C
jullie zijn
D
u heeft

Slide 21 - Quizvraag

vous avez
A
jullie hebben
B
u bent
C
u heeft
D
jullie zijn

Slide 22 - Quizvraag

je suis
A
ik ben
B
jij hebt
C
ik heb
D
zij heeft

Slide 23 - Quizvraag

j´ai
A
ik ben
B
ik heb
C
jij bent
D
u heeft

Slide 24 - Quizvraag

tu as
A
ik ben
B
u heeft
C
jij hebt
D
jullie zijn

Slide 25 - Quizvraag