In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Planning
* Welkom
* Boekpromotie
* Dictee
* Instructie
* Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Dictee!
Dictee!
Slide 3 - Tekstslide
DICTEE DICTEE DICTEE DICTEE
* dakloze
* bekendheid
* viral
* complimenten
* zingend
Slide 4 - Tekstslide
jeugdjournaal.nl
Slide 5 - Link
Slide 6 - Video
Cursus 5 Grammatica
§1 Werkwoord en §2 persoonsvorm
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen
Je begrijpt wat grammatica is.
Je weet wat werkwoorden zijn.
Je herkent werkwoorden in een zin.
Je vind de persoonsvorm in de zin.
Slide 8 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Lesprogramma
Voorkennis ophalen
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op laptop
Les gezamenlijk afsluiten
Slide 10 - Tekstslide
1. Voorkennis ophalen
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Nabespreken
Les afsluiten
Slide 11 - Tekstslide
Wat is grammatica?
Slide 12 - Tekstslide
Wat is grammatica?
Grammatica gaat over alle regels en afspraken van een taal en het systeem voor het maken van woorden en zinnen. Door allemaal dezelfde taalregels en taalafspraken te volgen zorgen we dat we elkaar goed begrijpen.
Bij het vak Nederlands gaan we kijken naar zinsdelen en woordsoorten.
Slide 13 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
Slide 14 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
Iets wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.
Voorbeeld: dromen, kijken, praten, luisteren.
Slide 15 - Tekstslide
2. Uitleg nieuwe lesstof
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Nabespreken
Les afsluiten
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Elke zin heeft altijd één werkwoord, soms staan er zelfs meerdere werkwoorden in een zin.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe noemen we een werkwoord ook wel?
A
voorzetsel
B
woordsoort
C
naamwoord
Slide 19 - Quizvraag
In een zin staat soms een werkwoord en soms ook meerdere werkwoorden
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of overkomt.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Kunnen werkwoorden van vorm veranderen?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
De artiesten hebben een luid applaus gekregen. Wat is, of wat zijn de werkwoorden?
A
hebben
B
luid
C
artiesten
D
gekregen
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De speler maakt een doelpunt.
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het werkwoord?
De bel klinkt heel hard op het plein.
Slide 25 - Tekstslide
Wat is het werkwoord?
Het regent vandaag echt heel erg hard.
Slide 26 - Tekstslide
Wat is het werkwoord?
Het regent vandaag echt heel erg hard.
Is het vetgedrukte woord een werkwoord?
Ik lust geen pepernoten.
Jij hebt talent voor muziek.
Yvette kan het nieuws goed volgen.
Op 18 mei ontsnapte een gorilla uit zijn hok in Diergaarde Blijdorp.
Morgen bezoeken de koning en koningin het Wilhelmina Ziekenhuis.
Myrthe heeft altijd geluk!
Danny C. kreeg een gevangenisstraf van 3 jaar.
De kiwi is de bekendste vogelsoort van Nieuw-Zeeland.