In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Lezen
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Cursus 5 Grammatica
§1 Werkwoord en §2 persoonsvorm
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je begrijpt wat grammatica is.
Je weet wat werkwoorden zijn.
Je herkent werkwoorden in een zin.
Je vind de persoonsvorm in de zin.
Slide 3 - Tekstslide
Lesprogramma
Voorkennis ophalen
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Les gezamenlijk afsluiten
Slide 4 - Tekstslide
1. Voorkennis ophalen
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Nabespreken
Les afsluiten
Slide 5 - Tekstslide
Wat is grammatica?
Slide 6 - Tekstslide
Wat is grammatica?
Grammatica gaat over alle regels en afspraken van een taal en het systeem voor het maken van woorden en zinnen. Door allemaal dezelfde taalregels en taalafspraken te volgen zorgen we dat we elkaar goed begrijpen.
Bij het vak Nederlands gaan we kijken naar zinsdelen en woordsoorten.
Slide 7 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
Iets wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.
Voorbeeld: dromen, kijken, praten, luisteren.
Slide 9 - Tekstslide
2. Uitleg nieuwe lesstof
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Nabespreken
Les afsluiten
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Elke zin heeft altijd één werkwoord, soms staan er zelfs meerdere werkwoorden in een zin.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin en past zich ook aan het onderwerp aan. De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 15 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Vraagproef of tijdproef
Slide 16 - Tekstslide
3. Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe lesstof
Zelfstandig aan de slag op de Chromebook
Nabespreken
Les afsluiten
Slide 17 - Tekstslide
tegenwoordige tijd
Iets dat nu, op dit moment, gebeurt of wordt gedaan.
Voorbeeld: Ik ga naar huis. Ik maak mijn huiswerk.
Wat?
Wat gaan we doen?
We gaan oefenen met werkwoorden. We gaan werken aan cursus 5 Grammatica §1 Werkwoord en §2 persoonsvorm.
Cloudwise > Nieuw Nederlands > Cursus 5 Grammatica > §1 Werkwoorden en §2 persoonsvorm.
Hoe?
Hoe gaan we dit aanpakken?
Dat gaan we doen door zelfstandig in stilte te werken. Dit doe je op jouw Chromebook.
Hulp?
Bij wie kun je hulp vragen?
Tijdens het zelfstandig werken kun je op fluistertoon hulp vragen aan je buurman/buurvrouw.
Komen jullie er samen niet uit? Steek dan je hand op en mevrouw Martens komt helpen.
Tijd?
Hoelang hebben we daar de tijd voor?
Je gaat 15 minuten zelfstandig werken.
Uitkomst?
Wat doen we met de uitkomst?
Tijdens het nabespreken gaan we controleren hoe goed we begrijpen wat werkwoorden en persoonsvormen zijn.
Klaar?
Wat mag je doen als je klaar bent?
Optie 1: Je gaat aan de diatoets werken.
Optie 2: Je gaat aan je spreekbeurt werken.
Optie 3: Je gaat cursus 2 media (van Nieuw Nederlands) op jouw chromebook volgen.