Verkeer

Verkeersquiz
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verkeersquiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht ik?
Je doet actief mee. 
Je bent stil tijdens het invullen van de vragen.
Nadat de tijd voorbij is bespreken we de vraag. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Inloggen op lesson up
Zo zit dat kijken
Quiz beantwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les 
1. Ik kan uitleggen wat de veiligste plaats op de weg is als ik fietser ben. (kennis)
2. Ik kan uitleggen welke vijf soorten verkeersborden er zijn en wat ik daarbij moet doen. (kennis)
3. Ik besef dat verkeersborden en verkeerstekens aangeven wat ik moet doen. (veiligheidsbewustzijn) 
4. Ik wil mij aan de verkeersregels en verkeersafspraken houden. (houding)

Slide 4 - Tekstslide

Wat weten we nog over:
Bestuurders, fietsen, verkeersborden

Slide 5 - Woordweb

Zo zit dat... als bestuurder

Slide 6 - Tekstslide

Als je paardrijdt dan ben je een
A
Bestuurder
B
Voetganger

Slide 7 - Quizvraag

Bestuurder
Voetganger

Slide 8 - Sleepvraag

Zo zit dat... als je fietst 

Slide 9 - Tekstslide

Wie fietst er op de goede plek
A
B
A
A
B
B

Slide 10 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Je hoeft hier niet te fietsen, maar het is wel veiliger.
B
Je moet hier fietsen op de fietsstrook.
C
Je mag hier fietsen op de fietsstrook.
D
Voetgangers moeten hier ook op het fietspad lopen.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wie fiets het veiligst?
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Zo zit dat... met verkeersborden

Slide 15 - Tekstslide


A
Pas op! Hier wordt aan de weg gewerkt!
B
Je mag hier niet tuinieren.
C
Je mag hier niet scheppen.
D
Pas op! Je mag hier niet scheppen.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide


A
Je moet hier spelen.
B
Kijk hier is een auto, een huis en een kind.
C
Kijk hier is een erf!
D
Pas op hier zijn een auto, een huis en een kind.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide


A
Je moet hier lopen.
B
Je mag hier niet lopen.
C
Pas op, voetgangers.
D
Je mag hier lopen.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent het gele bord?
A
Dat de fietser voorrang moet geven aan iedereen die van links en rechts komt rijden.
B
Dat de fietser voorrang moet krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden.
C
Niets, want dit verkeersbord geldt niet voor de fietser.

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Carola fietst de straat in mag dat?
A
Nee, alleen de auto mag er via deze kant inrijden.
B
Ja, met de fiets mag dat maar met de auto niet.
C
Ja, met de fiets en de auto mag dat.
D
Nee je mag de straat niet via deze kant in fietsen.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Mag Jonas zo over de rotonde fietsen?
A
Ja, want er staan haaientanden.
B
Nee, Je moet altijd rechts over de rotonde.
C
Ja, je mag in twee richtingen fietsen.
D
Nee, het onderbord laat zien dat je rechtdoor moet.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat vond je van de quiz?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll