Mijn proefles

Complicaties bevalling
Martijn De Haan en Youssra Said
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Complicaties bevalling
Martijn De Haan en Youssra Said

Slide 1 - Tekstslide

Welke complicaties kennen jullie al?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
Je kunt benoemen welke complicaties er kunnen optreden na een bevalling.
Je kent de volgende complicaties: Afwijkende ligging kind, niet vorderende ontsluiting, niet vorderende uitdrijving, soorten kunstverlossing, schouderdystocie, keizersnede, tweeling en  fluxus post partum
Je kent de verschijnselen van een slechte conditie van een pasgeborene en kan het verschil benoemen wat betreft een reanimatie van een pasgeborene en een volwassene

Slide 3 - Tekstslide

Afwijkende ligging kind
Meestal met hoofdje naar beneden en achterhoofd naar voren.
Stuitligging: Hoofd naar boven (Volkomen en onvolkomen)
Dwarsligging: Overdwars
Wel met hoofd naar beneden maar voorhoofd naar voren
Soms kan de baby nog gedraaid worden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Niet vorderende ontsluiting
Normaal begint het vrij langzaam
8 uur weeën maar nog geen 3 cm ontsluiting
Wel 3 cm maar geen goede versnelling



Slide 6 - Tekstslide

Niet vorderende ontsluiting
Risico's: Uitputting moeder, ontstekingen vliezen en stofwisselingsproblemen baby
Oorzaken: Volle blaas, te ver uitgerekte baarmoeder, onbewust tegenhouden weeën en onvoldoende druk op de baarmoedermond

Slide 7 - Tekstslide

niet vorderende uitdrijving
Bij een eerste bevalling duurt de uitdrijving 1/2 uur
Risico's: Zuurstoftekort baby
Oorzaken: uitputting, ruggenprik, onvoldoende weeën, veel weerstand, schouderdystocie en wanverhouding


Slide 8 - Tekstslide

Soorten kunstverlossingen
Vaginale kunstverlossing
Verlostang en vacuümpomp
Operatieve kunstverlossing
Keizersnede (Gepland en spoed

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

          Schouderdystrocie
Voorste schouder blijft hangen achter het schaambot
Komt voor bij ongeveer 0,5% van de bevallingen
Meestal door een te grote baby
Hoofdje baby naar beneden duwen of de McRoberts manoeuvre. Verder kan je op handen en knieën zitten

Slide 11 - Tekstslide

Keizersnede
Als vaginale bevalling niet meer kan.
Of bij risico voor moeder of kind
30-45 minuten
Risico's: nabloedingen, litteken kan open gaan bij een volgende bevalling, wondinfecties


Slide 12 - Tekstslide

Tweeling
een- of twee eiige baby's
Bij 1 vruchtvlies altijd 1 eiig, bij 2 geslachten altijd twee eiig
ontstaat vaak na bevruchting van meedere eicellen
Tweelingen worden meestal wat te vroeg geboren
Tweeling met 1 moederkoek tussen de 36 en 37 weken
tweeling met 2 moederkoeken tussen de 37 en 38 weken.



Slide 13 - Tekstslide

tweeling bevalling
Vaginaal bevallen als de eerste baby met het hoofdje naar beneden ligt.
Bij een stuitligging bespreekt de moeder het samen met de gynaecoloog voor vaginaal of via een keizersnede
Tweelingen worden vrijwel altijd in het ziekenhuis geboren. 
Moeder met een tweeling word gezien als een medische indicatie.

Slide 14 - Tekstslide

Fluxus post partum
Overmatig bloed verlies na de bevalling
gemiddeld verliest een vrouw 500 ml aan bloed
bij meer is er sprake van fluxus
meer dan 1L is er sprake van ernstige fluxus
Meestal door atonie van de baarmoeder

Slide 15 - Tekstslide

Fluxus behandeling
Behandelen met medicatie Oxytocine
Werkt dit niet?
Dichtdrukken van de baarmoeder met ballonkatheter of operatief
Risico's: bloedarmoede of shock

Slide 16 - Tekstslide

Bij een stuitligging ligt het hoofdje van de baby naar....
A
overdwars
B
beneden
C
boven
D
beneden maar met voorhoofd naar voren

Slide 17 - Quizvraag

De verlostang is een vorm van ... verlossing
A
operatieve kunstverlossing
B
vaginale kunstverlossing

Slide 18 - Quizvraag

Hoelang duurt onder normale omstandigheden de uitdrijving van een vrouw die nog nooit is bevallen
A
4/5 uur
B
1/2 dagen
C
30/40 minuten
D
1/2 uur

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de verschijnselen van een slechte conditie van een pasgeborene?
APGAR-score:
  1. Ademhaling
  2. Pols en hartslag
  3. Spiertonus
  4. Kleur van de huid
  5. Reactie op prikkels

Slide 20 - Tekstslide

Noem de vijf verschijnselen van de APGAR-score.

Slide 21 - Open vraag

Het verschil tussen het reanimatie van een pasgeborene en volwassenen.
Pasgeborene:                                                    Volwassen:
• Vijf beademingen                                        • Twee beademingen
• 15 borstcompressies                                 • 30 borstcompressies
• 4 centimeter borstkas indrukken         • 5-6 centimeter borstkas indrukken
• Slechts twee vingers                                  • Twee handen en lichaamsgewicht
• AED één op borstkas en rug                     • AED op het lichaam ivm meer ruimte


Slide 22 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 23 - Tekstslide