Bij radijsjes worden zowel de vorm als de kleur erfelijk bepaald. De kleur kan rood, paars of wit zijn. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Het fenotype paars/ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit:
kruising A: planten met rode, ronde radijs x planten met witte, ovale radijs,
kruising B: planten met rode, lange radijs x planten met witte, ronde radijs,
kruising C: planten met paarse, ronde radijs x planten met paarse, lange radijs,
kruising D: planten met paarse, ovale radijs x planten met paarse, ovale radijs.
Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen.
Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met paarse, ovale radijsjes?