evolutie les 2

Kruisingen
Erfelijkheid
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kruisingen
Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

In gebieden waar varkens los rondlopen,
komen kruisingen tussen varkens en wilde zwijnen regelmatig voor.
Een varken is homozygoot voor de eigenschap krulstaart.
Een wild zwijn is homozygoot voor de eigenschap rechte staart.
Heeft een nakomeling uit zo’n kruising een krulstaart of een rechte staart?
Leg je antwoord uit met het schema hiernaast

Slide 2 - Open vraag

mutaties 
  • Puntmutatie
  • Insertie
  • Deletie  

Slide 3 - Tekstslide

Mutatie
  • Stille mutatie 
  •  Missense mutatie 
  • Nonsense mutatie 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ontstaan mutaties 
  • Fouten tijdens de  DNA-replicatie 
  • Fouten tijdens de DNA-recombinatie 
  •  Door een mutageen, een chemisch of fysisch agens

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een
monohybride kruising?

Slide 6 - Woordweb

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
Rr x rr
B
RR x rr
C
RR x Rr 
D
Rr x Rr

Slide 7 - Quizvraag

Cavia's kunnen zwartharig (R) en witharig (r) zijn.
Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:

Bij welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
A
heterozygoot x homozygoot dominant
B
homozygoot recessief x heterozygoot
C
homozygoot dominant x homozygoot recessief
D
heterozygoot x heterozygoot

Slide 8 - Quizvraag

Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.
Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
heterozygoot wijfje x roodogig mannetje
B
heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
witogig wijfje x roodogig mannetje
D
homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje

Slide 9 - Quizvraag

Bij radijsjes worden zowel de vorm als de kleur erfelijk bepaald. De kleur kan rood, paars of wit zijn. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Het fenotype paars/ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit:
kruising A: planten met rode, ronde radijs x planten met witte, ovale radijs,
kruising B: planten met rode, lange radijs x planten met witte, ronde radijs,
kruising C: planten met paarse, ronde radijs x planten met paarse, lange radijs,
kruising D: planten met paarse, ovale radijs x planten met paarse, ovale radijs.
Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen.
Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met paarse, ovale radijsjes?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 10 - Quizvraag

Uit kruisingsproeven blijkt dat de eigenschappen linksmondig en rechtsmondig erfelijk zijn. In de tabel staan de resultaten van enkele
kruisingen met schubbeneters.
Het gen voor rechtsmondig is recessief.
Uit welke kruising kun je dat met zekerheid afleiden?
Wat is dominant?
Wat is recessief?
Schrijf dit op!!
Schrijf ook de mogelijke genotypes met hun fenotypes op.
1
Rechtsmondig is recessief, dus linksmondig is dan dominant
RR => linksmondig homozygoot
Rr => linksmondig heterozygoot
rr => rechtsmondig, altijd homozygoot.
Je weet als er twee ouders zijn die hetzelfde uiterlijk hebben, en er ontstaat een kind met een ander uiterlijk, dat het uiterlijk van de ouders dominant is, en beide ouders zijn heterozygoot
2
Je weet als er twee ouders zijn die hetzelfde uiterlijk hebben, en er ontstaat een kind met een ander uiterlijk, dat het uiterlijk van de ouders dominant is, en beide ouders zijn heterozygoot.
Zoek dus naar twee dezelfde ouders, waarbij je ziet dat er ook kinderen ontstaan die er anders uitzien dan de ouders
3
A
kruising 1
B
kruising 2
C
kruising 3
D
dat kan je niet zeggen

Slide 11 - Quizvraag

Op het stencil dat zo uitgedeeld gaat worden staan enkele oefenvraagstukken van de monohybride kruisingen. Die mogen jullie de komende 20 minuten gaan maken. 

Slide 12 - Tekstslide