week 3 les 1 verwijzen naar persoon en dingen

Samen lezen

Wat gaan we doen?

- leerdoel/ instructie

- zelfstandig werken

- blooket

Leerdoel

Je leert verwijzen naar personen en dingen.

Instructiefilmpje

Verwijswoorden

Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Je tekst wordt een stuk prettiger om te lezen als je verwijswoorden gebruikt.

Bijvoorbeeld: 

• Meike is blij. Meike heeft mooie sneakers gekocht.
  

• beter: Meike is blij. Zij heeft mooie sneakers gekocht.
  

• ook goed: Meike is blij, want zij heeft nieuwe sneakers gekocht.

Bijvoorbeeld: 

• Ik verf de deur. De deur was groen. De deur is nu blauw.
  

• beter: Ik verf de deur. Hij was groen. Nu is hij blauw.

Zo kies je het juiste verwijswoord

Even oefenen.....

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.

het verwijst naar .................

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.

 zijn verwijst naar ............

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

De toneelvereniging zal haar voorstelling dit jaar in de Poorterij geven.

haar verwijst naar............

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.

haar verwijst naar .........

Aan de slag op bladzijde 216.

- Maak opdracht 1 t/m 6.

- Kijk je werk na. 

- Klaar? Even lezen, tekenen of extra oefenen online (vraag dit aan mij).