2HV 3.9 Spelling (Talent)

Spelling 3.9

Leerdoelen/ leeronderdelen

  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord
  • Hoofdletters
  • Dicteewoorden
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling 3.9

Leerdoelen/ leeronderdelen

  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord
  • Hoofdletters
  • Dicteewoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe noem je de werkwoordsvormen 'afgelopen' en 'gemaakt' in de vorige dia's?

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je al over het voltooid deelwoord?

Slide 5 - Woordweb

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Wij hebben lekker .........(zwemmen).

Slide 6 - Open vraag

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Maria wordt door de arts .....( opereren).

Slide 7 - Open vraag

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Zij hebben vandaag 15 km ....( fietsen).

Slide 8 - Open vraag

Het voltooid deelwoord
Heeft een hulpwerkwoord nodig:
Ik heb………..(gemaakt)
    Ik ben………..(opgehaald)
    Ik word………..( verzorgd)
Het geeft aan dat iets afgelopen/ voltooid is.


Slide 9 - Tekstslide

VD klankveranderende ww
Schrijf wat je hoort.
         Eindigt meestal op –en.
Bijv. gebeten, geschreven, gelopen, gekregen.....

Slide 10 - Tekstslide

VD klankvaste ww

ge+ik-vorm+t óf ge+ik-vorm+d
Ezelsbruggetje: 
  •  ‘t  s e x y  f o k s ch aa p
Bijv. gemaakt, geleerd
  • Of het VD langer maken...
Bijv. gemaakte, geleerde

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Let op bij de wissel z/s en v/f!
Bijv. verhuizen - verhuisd
        beroven - beroofd

Slide 12 - Tekstslide

Uitzonderingen
Bij ww waarmee de infinitief met ge-, be-, ont-, ver-, en her- begint, begint het VD niet met ge-.
Bijv. beantwoorden – beantwoord
        verbranden - verbrand
        herinneren - herinnerd

Slide 13 - Tekstslide

let op!
Soms hoor je het verschil tussen pv en vd niet, maar je schrijft ze wel anders.

Zij verandert de opstelling. (PV)
Zij is veranderd. (VD)

Slide 14 - Tekstslide

Opa is vorig jaar naar Oostenrijk...... (rijden)

Slide 15 - Open vraag

In de corona-tijd hebben we zelf maar ons haar..... ( knippen )

Slide 16 - Open vraag

Ze hebben de nieuwe omgeving....... (verkennen)

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van "interviewen"?
A
geinterviewd
B
geïnterviewd
C
geinterviewt
D
geïnterviewt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "misbruiken"?
A
misbruikt
B
gemisbruikt

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "verduren"?
A
geduurd
B
verduurd
C
geverduurd

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "uitzoeken"?
A
uitzocht
B
uitgezocht
C
geüitzocht
D
uitgezoekt

Slide 21 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'juichen'?
A
gejuicht
B
gejuichd
C
juichend
D
juichent

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het TEGENWOORDIG DEELWOORD van 'huilen'?
A
gehuild
B
huilend
C
huilent
D
gehuilt

Slide 24 - Quizvraag

dicteewoorden
Leer de dicteewoorden op blz 223!


Slide 25 - Tekstslide

Vond je de lesstof moeilijk (0) of heel makkelijk (100)?
0100

Slide 26 - Poll

Het belang van de juiste spelling

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welke spelling is correct
A
paardebloem
B
paardenbloem
C
paardbloem

Slide 29 - Quizvraag

Samenstellingen
  • Je kunt samenstellingen maken door 'soms' gebruik te maken van tussenletter(s)
  • Je kent de regels als het gaat om de tussenletter(s)

Slide 30 - Tekstslide

Wat zijn de verschillen?

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg

Samenstelling zijn twee woorden die SAMEN één woord worden



vb. bureau + blad = bureaublad

boeken + plank = boekenplank

Slide 32 - Tekstslide

Tussenletter -en-

Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.

Krant  = kranten  -> krantenbezorger

Kip      =  kippen   -> kippensoep

Slide 33 - Tekstslide

Tussenletter -e-
  • Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is

vb. Zon = zonnestelsel, Koningin = Koninginnedag


  • Het eerste woord is versterkend

vb. Apetrots = heel trots, beresterk = heel sterk


  • Het eerste woord heeft een mv op -en en op -s

vb. Groente = groentes & groenten -> groentesoep

Slide 34 - Tekstslide

Tussenletter -s-

Deze kun je vaak horen

vb. Meningsverschil, jongensbroek

Als het tweede deel met een -s begint

dames + sjaal = damessjaal



Slide 35 - Tekstslide

Streepje
Als het eerste deel een cijfer of een afkorting is
A4-papier
VMBO-leerling

Slide 36 - Tekstslide

erwt+soep
A
erwtesoep
B
erwtensoep

Slide 37 - Quizvraag

liefde+brief
A
liefdebrief
B
liefdenbrief
C
liefdesbrief

Slide 38 - Quizvraag

maan+schijn
A
manenschijn
B
maneschijn

Slide 39 - Quizvraag

meisje+schoen
A
meisjesschoen
B
meisjeschoen

Slide 40 - Quizvraag

dier+winkel
A
dierenwinkel
B
dierwinkel

Slide 41 - Quizvraag

kip+vel
A
kippevel
B
kippenvel

Slide 42 - Quizvraag

zon+straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 43 - Quizvraag

Als een deel van de samenstelling uniek is, dan ...
A
Is de tussenletter altijd een -n
B
Is de tussenletter altijd een -s
C
Wordt er geen tussenletter gebruikt

Slide 44 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
A
beregoed
B
berengoed

Slide 45 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
A
koninginnesoep
B
koninginnensoep

Slide 46 - Quizvraag

Huiswerk
  • Maak eerst opdracht 1  (de instapopdracht)
  • Kijk opdracht 1 na 
  •  Maak dan opdracht 3+4+5+8+9+10+11

Slide 47 - Tekstslide