Persoonsvorm vt - sterke ww
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank:
– breken → brak, braken; drinken → dronk, dronken; slapen → sliep, sliepen.
Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk:
– rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen
– ontbijten → ontbeet, ontbeten; liggen → lag, lagen
Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
– bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
– fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)
Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.
Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is:
– schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten