hoofdletters, leestekens

Leren voor de toets:

  • Je kent de regels voor het schrijven van woorden in het meervoud en kunt dit toepassen. (TV 3 blz. 176/177)
  • Je kent de regels voor het schrijven van bijvoeglijke naamworden en kunt dit toepassen. (TV 4 blz 178/179)
  • Je kent de regels voor het schrijven van werkwoorden en kunt dit toepassen. (TV 5 blz. 180-183)
  • Je kent de regels voor het schrijven van samenstellingen en kunt dit toepassen. (TV 6 blz. 184/185/186)


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leren voor de toets:

  • Je kent de regels voor het schrijven van woorden in het meervoud en kunt dit toepassen. (TV 3 blz. 176/177)
  • Je kent de regels voor het schrijven van bijvoeglijke naamworden en kunt dit toepassen. (TV 4 blz 178/179)
  • Je kent de regels voor het schrijven van werkwoorden en kunt dit toepassen. (TV 5 blz. 180-183)
  • Je kent de regels voor het schrijven van samenstellingen en kunt dit toepassen. (TV 6 blz. 184/185/186)


Slide 1 - Tekstslide

Extra oefenen
  • Cambiumned
  • ikschrijfbeter
  • Jufmelis


Slide 2 - Tekstslide

Nederlands - Taalverzorging

Les 1: hoofdletters en punten & leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel 1:

Hoofdletters en punten

  • Ik kan de regels voor hoofdletters en punten correct toepassen in een tekst.



 

Slide 4 - Tekstslide

Lees de tekst
goedemorgen allemaal wat fijn dat jullie er weer zijn na twee weken meivakantie we gaan nu de laatste periode in van het schooljaar en we hebben nog veel te doen deze periode gaan we starten met het onderdeel taalverzorging bij dit onderdeel gaan jullie leren waarom het belangrijk is om een goede zinnen te schrijven hoe schrijf je een mooie zin in welke volgorde staan de woorden en waarom moet je gebruik maken van punten en kommas kortom dit gaan we allemaal behandelen en leren 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het doel van hoofdletters en punten in een tekst?


Slide 6 - Open vraag

Welke regel(s) over hoofdletters en punten ken je al?



Slide 7 - Open vraag

Uitleg hoofdletters en puntenhoofdletters  

Hoofdletter komt altijd aan het begin van de zin. Een punt komt altijd aan het einde van een zin. --> Morgen gaan we naar een feest van een vriend.

 
Uitzonderingen geen hoofdletter begin zin
  • als de zin begint met een cijfer of getal
       100 meter verderop is een tankstation.
  • 's of 't aan begin van zin: dan hoofdletter bij tweede letter
       's Nachts droom ik dat ik op een mooi eiland ben met zon en zee.






Slide 8 - Tekstslide

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en de punten.
A
de boom valt om
B
De boom valt om.
C
de boom valt om.
D
De boom valt om

Slide 9 - Quizvraag

2. Welke spelling is goed? Let op hoofdletters en de punten.
A
25 euro moest ik betalen voor dat T-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
C
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt
D
25 euro moest ik betalen voor dat T-shirt

Slide 10 - Quizvraag

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en punten
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 11 - Quizvraag

4. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter en punten.
A
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant
C
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg hoofdletters  

Eigennamen of afgeleiden

  • personen                   : Max, Lisa
  • naam organisatie MBO Den Bosch
  • aardrijkskunde       :  Alpen, Rusland, Turkse pizza
  • merknamen             :  Adidas, Mac Donalds
  • boek/film/tv-serie : Spijt, Home Alone
  • feestdagen               : Kerstmis, Suikerfeest, Koningsdag
  • historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog















Slide 13 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  

Uitzonderingen: geen hoofdletter eigennamen

  •  stromingen en afgeleiden    :  christendom, islam, kerstvakantie
  •  windstreken                                 : oosten, westen, zuidoosten
  •  historische perioden                : prehistorie,  middeleeuwen
  • functiebenamingen en titels : minister-president















Slide 14 - Tekstslide

5. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Is jeroen vandaag ziek?
B
Is Jeroen vandaag ziek?
C
Is Jeroen ziek vandaag.
D
Is Jeroen ziek vandaag!

Slide 15 - Quizvraag

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.
C
Vanavond eten we italiaanse salade met Mozzarella.
D
Vanavond eten we Italiaanse Salade met Mozzarella.

Slide 16 - Quizvraag

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones!
C
De beste serie ik Game of thrones?
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 17 - Quizvraag

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.
C
Met pasen eten we bij mijn oma?
D
Met Pasen eten we bij mijn Oma.

Slide 18 - Quizvraag

9. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Zijn dat echte Nike-schoenen?
B
Zijn dat echte nike-schoenen?
C
Zijn dat echte nikeschoenen?
D
Zijn dat echte Nike schoenen!

Slide 19 - Quizvraag

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen?
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.
C
Dat Kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen
D
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.

Slide 20 - Quizvraag

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen?
B
De zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen.
C
De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen.
D
De Zon komt op in het oosten, en gaat onder in het Westen

Slide 21 - Quizvraag

Les morgen
Morgen starten we met schrijfopdracht 2. 
Neem je oefenboek en laptop mee. 

Slide 22 - Tekstslide

Leestekens
Doel: je leert hoe je leestekens op de juiste manier in een zin zet. 

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel

Leestekens

  • Ik kan de regels voor punt, komma en aanhalingstekens correct toepassen in een tekst



 

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg leestekens - punt

Punt: achter elke zin (geeft het einde van een zin aan). 


Ik laat de hond uit.


Slide 25 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma
  • tussen 2 gezegden (persoonsvormen).

        Als jij de hond uitlaat, bak ik alvast de pannenkoeken.

  • in een opsomming

        Bij de bakker koop ik brood, krentenbollen en koekjes.

  •  voor een voegwoord     
      Dat vind ik een goed idee, want dan zijn we op tijd klaar.
  • in een lange zin  

       Het is een misvatting (pauze), dat jongeren niet nadenken
    over hun toekomst.















Slide 26 - Tekstslide

1. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen

Slide 27 - Open vraag

3. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 28 - Open vraag

4. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Als je morgen het huiswerk niet af hebt mag je niet naar jouw vriendin

Slide 29 - Open vraag

5. Zet de komma en punt op de juiste plek.

De les wiskunde van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is

Slide 30 - Open vraag

Uitleg leestekens - aanhalingstekens
  • als je citeert (woord of zin letterlijk overnemen uit tekst)

       'Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij/zij is'

        = geciteerd uit de schoolgids.


  • opschrijven wat iemand precies zo heeft gezegd

       Nienke zei: 'Ik zie je vanmiddag om 15.00 uur bij de bushalte.'



Slide 31 - Tekstslide

1. Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 32 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 33 - Quizvraag

3. Welke zinnen van Nielsons liedje 'IJskoud' zijn goed geciteerd?

A
Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.
B
'Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.'

Slide 34 - Quizvraag

1. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mijn vriendin vroeg ga je mee naar het feest vanavond

Slide 35 - Open vraag

2. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

anne zei tegen mij dat ze niet meegaat naar het feest

Slide 36 - Open vraag

3. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mevrouw bos zei als je extra uitleg wilt kom dan om 15.00 uur nog even terug

Slide 37 - Open vraag