- Woorden zijn altijd mannelijk als het gaat om een mannelijke persoon of dier: Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Elefant
- Altijd mannelijk zijn:
- De dagen v/d week: der Montag, der Dienstag, ...
- De maanden v/h jaar: der Januar, der Februar, ...
- De jaargetijden: der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, der Winter
- De dagdelen: der Morgen, der Abend. MAAR: die Nacht
- De windrichtingen: Der Norden, der Süden, der Westen, der Osten
- veel zelfstandige naamwoorden die de stam van een werkwoord zijn
blicken : der Blick