Alles over geld

 1.3 Alles over geld
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 1.3 Alles over geld

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat geld is en begrijp je hoe het wordt gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over geld?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 1: Wat is geld?
Geld is een betaalmiddel dat wordt gebruikt om goederen en diensten te kopen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Directe ruil
de situatie dat goederen of diensten tegen elkaar worden uitgewisseld. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte ruil
 geld tegen een product ruilen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2: Functies van geld
Geld heeft drie belangrijke functies: 
ruilmiddel, 
rekeneenheid, 
waardeopslag 
om te sparen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3: Soorten geld
Er zijn verschillende soorten geld, zoals munten, bankbiljetten en digitaal geld.`

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

giraal geld
En  is het geld op uw betaalrekening. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chartaal geld 
zijn de bankbiljetten en munten in uw portemonnee.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Valuta
 is een ander woord voor munteenheid. De euro is de valuta die wij in Nederland gebruiken. Maar er zijn veel meer valuta. Denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse Dollar of de Japanse Yen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4: Geldsysteem
Het geldsysteem omvat banken, centrale banken en financiële instellingen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een centrale bank
 is een openbare instelling die de valuta van een land of groep landen beheert en die de geldvoorraad controleert – letterlijk de hoeveelheid geld in omloop. De voornaamste doelstelling van veel centrale banken is prijsstabiliteit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bank of kredietinstelling 
is een financiële entiteit die diverse diensten aanbiedt waaronder: bewaring van geld, lenen van geld en betaalverkeer faciliteren.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De sector financiële instellingen 
bestaat uit drie subsectoren: monetaire financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen en overige financiële instellingen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

 Inflatie 
algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten, niet alleen van individuele producten; dat betekent dat je vandaag minder kunt kopen voor 1 euro dan gisteren.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

 deflatie
 betekent een daling van het algemeen prijspeil.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fiduciair geld
 is geld dat zijn waarde niet ontleent aan de materie waaruit het gemaakt is (intrinsieke waarde zoals bij gouden en zilveren munten), maar aan het vertrouwen dat er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden.  

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Procentuele verandering =
(Nieuwe prijs - oud prijs) : oud  * 100%

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indexcijfers =
nieuw getal : getal basisjaar * 100 %


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden met geld doen we per......
A
€0,01 cent
B
€0,05 cent
C
€0,10 cent
D
We ronden niet af met geld

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe rond je getallen over geld af?
A
Op helen
B
1 cijfer achter de komma
C
2 cijfers achter de komma
D
3 cijfers achter de komma

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden met geld doen we per......
A
€0,01 cent
B
€0,05 cent
C
€0,10 cent
D
We ronden niet af met geld

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Krijg je geld terug of moet
je betalen?
A
Geld terug
B
Betalen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geld is 10,4 % van €3.000.000,-
A
€ 312.000,-
B
€ 515.000,-
C
€ 289.600,-
D
€ 316.000,-

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen functie van geld?
A
Spaarmiddel
B
Ruilmiddel
C
Waardemiddel
D
Rekenmiddel

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de soorten geld ?
A
bankbiljetten en digitaal geld.`
B
zoals merken, bankbiljetten en digitaal geld.`
C
zoals munten
D
zoals munten, bankbiljetten en digitaal geld.`

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 38 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 39 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 40 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.