In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Blok 2 Les 4 Een veilig klimaat
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag behandelen?
- korte terugblik hoofdstuk 8
- doelen van deze les
- paragraaf 9.1
- huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Voor de volgende vragen mag je je boek gebruiken. Voor vraag 1 heb je een blaadje en pen nodig.
5 vragen om terug te blikken op het vorige hoofdstuk.
Slide 3 - Tekstslide
Zet de stappen in de juiste volgorde.
Stap 1
A. Orden de gegevens.
Stap 2
B. Schrijf de vraagstelling op.
Stap 3
C. Noteer de achtergrondgegevens.
Stap 4
D. Voer de observatie uit.
Stap 5
E. Kies de observatiemethode.
Stap 6
F. Rapporteer.
Stap 7
G. Schrijf op waarom je observeert.
Stap 8
H. Geef antwoord op de vraagstelling.
Zet de stappen in de juiste volgorde
Slide 4 - Tekstslide
Zet de stappen in de juiste volgorde.
Stap 1
E. Schrijf op waarom je observeert.
Stap 2
G. Noteer de achtergrondgegevens.
Stap 3
B. Schrijf je vraagstelling op.
Stap 4
C. Kies de observatiemethode.
Stap 5
D. Voer de observatie uit.
Stap 6
A. Orden de gegevens.
Stap 7
H. Geef antwoord op de vraagstelling.
Stap 8
F. Rapporteer.
Antwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Welke zin is waar?
A
Een kwantitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.
B
Een kwalitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.
Slide 6 - Quizvraag
Job pakt de bal van de grond en loopt naar Seb. Hij kijkt Seb boos aan en geeft hem een duw. Hij is duidelijk gefrustreerd over de situatie die net plaatsvond.
Hierboven lees je een deel van een observatie. Is dit objectief of subjectief beschreven?
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 7 - Quizvraag
Je telt gedragingen in een bepaalde periode. Dit hoort bij:
A
Kwantitatief observeren
B
Kwalitatief observeren
Slide 8 - Quizvraag
Waarnemen doe je overal. Zelfs in je slaap.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Doel van deze les:
Aan het einde van de les:
-weet je dat een kind veiligheid nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen;
-weet je dat er vier hechtingstypen zijn;
-weet je wat het begrip sensitieve responsiviteit inhoudt.
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht
Nodig: A3 papier
Maak 5-tallen
Elk groepje krijgt een A3 vel. Schrijf op 'Veiligheid voor een kind'.
Welke woorden/ korte zinnen passen volgens jullie bij 'veiligheid voor een kind'?
Denk aan: liefde, vrienden, goede materialen, enz. Schrijf zoveel mogelijk op.
Na 3 minuten stopt de tijd. Eén van jullie brengt jullie blad op teken van de docent naar het volgende groepje.
Voor je begint, zie volgende sheet
9.1 Wat een kind nodig heeft
Slide 11 - Tekstslide
Bekijk het blad van de andere groep.
Welk antwoord hadden jullie ook? Zet daar een sterretje bij.
Welk antwoord missen jullie? Schrijf die er bij.
Welk antwoord vinden jullie erg goed en hadden jullie zelf niet. Zet daar een hartje bij.
Hier krijg je 1 minuut de tijd voor.
We schuiven driemaal door. Daarna krijgt ieder groepje het blad weer terug. Wat valt jullie op?
9.1 Wat een kind nodig heeft
timer
3:00
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Waarom is een vertrouwensfiguur voor kinderen belangrijk?
Slide 13 - Open vraag
Vertrouwensfiguur
Een vertrouwensfiguur geeft je een gevoel van veiligheid.
Iemand die je begrijpt, kan bijsturen en je ondersteunt.
Kinderen (en mensen in het algemeen) ontwikkelen zich beter in een veilige omgeving.
-ouders, andere familieleden, leerkrachten, stagiaires, vrienden, e.d.
Vraag: welke personen waren jouw vertrouwensfiguur?
9.1 Wat een kind nodig heeft
Slide 14 - Tekstslide
Hoe kun jij zorgen voor veiligheid?
Geef een kind een veilig gevoel
Soms heeft een kind behoefte aan troost of gezelligheid.
Contact maken
Veroordeel niet, maar biedt een luisterend oor.
Openstaan voor gevoelens
Herken angst en verdriet, geef complimentjes en toon interesse.
Belonen en straffen
Bied regels en structuur, stel grenzen en wees consequent.
9.1 Wat een kind nodig heeft
Slide 15 - Tekstslide
Positief onderwijs
9.1 Wat een kind nodig heeft
Slide 16 - Tekstslide
Hechting
Hechting geeft het kind een veilige basis. De eenkennigheidsfase rond 6 maand is het begin van de hechting.
Is een kind veilig gehecht, dan kan het nieuwe situaties makkelijker aan.
9.1 Wat een kind nodig heeft
Verschillende hechtingstypen:
A-kinderen: Onveilig-vermijdend gehecht
B-kinderen: Veilig gehecht
C-kinderen: Onveilig afwerend gehecht
D-kinderen: Onveilig-gedesorganiseerd gehecht
Tip: lees de uitleg van de verschillende hechtingstype en schrijf een korte samenvatting voor jezelf. Maak opdracht 6 in je werkboek, blz. 153
Slide 17 - Tekstslide
Film: hechtingsproblematiek
9.1 Wat een kind nodig heeft
Kijken tot 2 min. 50 sec
Slide 18 - Tekstslide
Verdiepingsfilmpje volgende slide.
In het filmpje op de volgende slide meer informatie over de verschillende hechtingsstijlen. Let op: in het filmpje wordt de onveilig afwerende hechtingsstijl uit het boek de "angstige" hechtingsstijl genoemd.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
9.1 Wat een kind nodig heeft
Sensitieve responsiviteit
Zoek bovenstaand begrip op in je boek. Lees het door. Eén van jullie krijgt de beurt om het uit te leggen.
Slide 21 - Tekstslide
Belonen en straffen
Lees deze paragraaf op blz 249 en 250. Kun jij een aantal voorbeelden uit je stage-ervaringen noemen waarin jij (of je praktijkopleider) hebt toegepast dat belonen beter werkt dan straffen?
Slide 22 - Tekstslide
Aan het werk
Ga aan de slag met de opdrachten van 9.1 in je werkboek
Klaar of huiswerk? Lees de eerste paragraaf van ho.9 door. Oriënteer je op 9.2 en 9.3 door deze alvast door te lezen.