Begeleidingsstijlen

Het begeleiden van een student / inwerken nieuwe collega
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het begeleiden van een student / inwerken nieuwe collega

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij belangrijk bij het begeleiden van een nieuwe medewerker?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heb jij jouw inwerkperiode ervaren?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methodisch begeleiden
Methodisch begeleiden wil zeggen dat je bewust kiest voor een passende begeleidingsstijl bij nieuwe medewerker of stagiaire.


  • weet welke doelen je met je begeleiding wilt bereiken;
  • inschatten in hoeverre de ander in staat en bereid is om uit te voeren wat je van hem verwacht.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inschatten taakvolwassenheid
  • Kan de medewerker de taak uitvoeren? (al ervaring met het uitvoeren van de taak?)
  • Heeft hij genoeg kennis en inzicht? (genoeg vaardigheden/capaciteiten/vermogens?)
  • Wil de medewerker de taak uitvoeren? (gemotiveerd, verantwoordelijkheid willen nemen, zelfvertrouwen?) 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleidingsstijlen
Directieve (instructie)stijl: actief, richtinggevend en sterk controlerend.

Overtuigende stijl: op basis van gelijkwaardigheid.

Participerende stijl: de ander centraal stellen, betrokkenheid en oprechte belangstelling.

Delegerende stijl: verantwoordelijkheid bij de ander leggen. verwijzen naar regels en procedures.







Slide 6 - Tekstslide

valkuil 1: spontaniteit, betrokkenheid, initiatief en inbreng van eigen ideeën remt, frustraties.

valkuil 2: te overtuigend zijn en daardoor niet openstaan voor de ander of juist de ander te veel laten participeren.

Valkuil 3: kan leiden tot het vervagen van grenzen en verantwoordelijkheden

Valkuil 4: gevoel van afstandelijkheid en onpersoonlijkheid.



Doe de leerstijlentest Kolb

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat is eruit de leerstijlentest gekomen? Herken je jezelf erin?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De arts hoort niet wat de verzorgende vraagt, omdat ze vlak bij een piepende monitor staat. Er is sprake van...
A
Een communicatieprobleem
B
Communicatieruis
C
Een communicatiestoornis

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Had je dat niet wat subtieler aan kunnen pakken? is een
A
Suggestieve vraag
B
tegenvraag
C
Verduidelijkingsvraag
D
Confronterende vraag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vraag je dat? is een
A
Tegenvraag
B
Verduidelijkingsvraag

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies