Le 16 mars

Bientôt le printemps!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bientôt le printemps!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
- Voca met lessonup
- Herhaling conditionnel




Slide 2 - Tekstslide

Vertaal: la tribu

Slide 3 - Open vraag

Vertaal: emprunter

Slide 4 - Open vraag

Vertaal: valable

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: le couloir

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: au pied de

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: ik zou verdelen

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: goedkoop

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: hij zou glijden

Slide 10 - Open vraag

Vertaal: de hele wereld

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: ergens

Slide 12 - Open vraag

Vertaal: de handschoenen

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: zij (ils) zouden passen

Slide 14 - Open vraag

Herhaling: conditionnel
Ik zou luisteren!

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling: conditionnel
Ik zou luisteren!

Slide 16 - Tekstslide

Waar wordt de conditionnel voor gebruikt?
A
Als beleefdheidsvorm
B
Om een wens uit te drukken
C
Als verleden tijd
D
Als toekomende tijd

Slide 17 - Quizvraag

De uitgangen van de conditionnel zijn hetzelfde als die van...
A
Le verbe avoir au présent
B
Le futur
C
L'imparfait

Slide 18 - Quizvraag

Hoe maak je conditionnel?
A
ww - er/ir/re + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
B
heel ww + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
C
heel ww + uitgangen (ai, as, a, ons, ez, ont)
D
ww- er/ir/re + é, i of u

Slide 19 - Quizvraag

Futur
Conditionnel
serai 
voudrai
voudrais
serais
irions
irez
porteras
porteraient

Slide 20 - Sleepvraag

Conditionnel
Sleep het vervoegde werkwoord naar het hele werkwoord toe.
avoir
venir
voir (zien)
faire
être
aller
vous auriez
il viendrait
tu verrais
nous ferions
je serais
ils iraient

Slide 21 - Sleepvraag

Conditionnel: il... marcher
A
marcherait
B
marchait
C
marchais

Slide 22 - Quizvraag

Vous ......... (perdre - conditionnel)
A
perdez
B
perdent
C
perdriez
D
perdiez

Slide 23 - Quizvraag

Conditionnel: tu... avoir
A
avoirais
B
aurais
C
aurait

Slide 24 - Quizvraag

réunir: je ____________ (conditionnel)
A
réunirai
B
réunirais
C
réunirait
D
réunis

Slide 25 - Quizvraag

écouter (conditionnel)
elle
A
elle écouterait
B
tu écoutais
C
tu écouteras

Slide 26 - Quizvraag

(réussir / conditionnel) - wij zouden slagen

A
elle réussait
B
nous réussirons
C
elle réusisserait
D
nous réussirions

Slide 27 - Quizvraag

J' (atteindre, conditionnel)
A
atteindrai
B
atteignais
C
atteindrais
D
ateindrais

Slide 28 - Quizvraag

conditionnel- pouvoir - elles
A
pourraient
B
voudrait
C
voudra
D
pouraient

Slide 29 - Quizvraag

Conditionnel
A
Nous aurons un chien
B
Nous avons un chien
C
Nous avons eu un chien
D
Nous aurions un chien

Slide 30 - Quizvraag

Les devoirs
Faire (maken)
X
Apprendre (leren):
-herhalen rest van grammatica

Slide 31 - Tekstslide