In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Je weet wat verkleinwoorden zijn en kunt deze correct spellen
Een verkleinwoord maak je door achter het woord een achtervoegsel te plaatsen. Meestal schrijf je het zoals het klinkt.
dop -> dopje
slak -> slakje
boom -> boompje
Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :
Regels:
Regels :