Chapter 4 - Lesson 8

Chapter 4
Lesson 8

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Chapter 4
Lesson 8

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
  • Vocabulary - quizlet
  • Check homework -
    worksheet stones
  • Grammar herhaling
  • Oefentoets
  • Reading
  • Test Yourself 

Slide 2 - Tekstslide

Reflexive pronouns & each other. 
Reflexive pronouns gebruik je als je terug wilt wijzen naar de persoon in de zin. 

Me - Myself. --> I did that myself. 
You - Yourself  --> You drove yourself here? 
They - Themselves --> They feel really good about themselves. 

Slide 3 - Tekstslide

I
myself
I looked at myself in the mirror.
you (singular)
yourself
You should take care of yourself.
he
himself
Merlin hurt himself.
she
herself
She told herself to relax.
it
itself
My phone charges itself when it’s sunny.
we
ourselves
We dried ourselves with our towels.
your (plural)
yourselves
You and Lotte shouldn’t blame yourselves.
they
themselves
They felt really good about themselves.

Slide 4 - Tekstslide

Reflexive pronouns & each other
We gebruiken each other als 2 of meer mensen het zelfde doen tegen of naar elkaar. 

Ava & Patrick are mad at each other. 
They love each other. 

Slide 5 - Tekstslide

They reached the top of the mountain ........, without help from a guide.

Slide 6 - Open vraag

I wrote this article all by .......

Slide 7 - Open vraag

They really love ..... equally.

Slide 8 - Open vraag

They are laughing with ......

Slide 9 - Open vraag

Grammar: If and when 
If en when geven beide aan onder wat voor omstandigheden dingen gebeuren. 
if: gebruik je als je denk dat iets ZOU KUNNEN gebeuren .
when: gebruik je als je ZEKER WEET dat iets gaat gebeuren. 

If I go out later, I'll close the door. 
When we fly to Spain, I will be very nervous. 

Slide 10 - Tekstslide

I'll help you with that question ...
I'm done with my own homework.
A
if
B
when

Slide 11 - Quizvraag

We 'll win this tournament
... we win this match.
A
if
B
when

Slide 12 - Quizvraag

I have to be at the dinner table ... my mom is done cooking.
A
if
B
when

Slide 13 - Quizvraag

Every morning ...... I wake up, I make myself some coffee.
A
if
B
when

Slide 14 - Quizvraag

Conditionals 
Conditional = een voorwaardelijke zin. 

Er zit dus een voorwaarde aan. Je gebruikt hem bij het feiten, waarschijnlijke en onwaarschijnlijke situaties. 


Slide 15 - Tekstslide

Conditional 
Ze bestaan uit een if clause en een main clause. De if clause (de if zin) beschrijft de voorwaarde. De main clause (hoofdzin) beschrijft het resultaat

If i had money, I would buy a house -> Ik zou een huis kopen ALS ik geld had. --> Het geld hebben is dus de voorwaarde. 

We can drive past McDonalds, if you help me study after --> Het helpen met studeren is de voorwaarde aan het langs de McDonalds rijden. 

Slide 16 - Tekstslide

Conditionals
o conditional: resultaat is een feit + beide zinnen staan in Present Simple 
---> If it rains, the street becomes wet (beide in t.t.)

1st conditional:
waarschijnlijke situatie: 
resultaat is voorspelling. Gebruik will + stam 
--> If I pay attention, I will remember it (beide in t.t.)

2nd conditional: 
onwaarschijnlijke situatie: resultaat is bedacht of niet echt. Gebruik would + stam
--> I I had a dog, I would be happy. (v.t.)

Slide 17 - Tekstslide

If I had all the money in the world,
I ...... (buy) a tropical island.

Slide 18 - Open vraag

The summer is hot if there .... (to be) a heatwave.

Slide 19 - Open vraag

If you study for the test you .... (know) the vocabulary.

Slide 20 - Open vraag

If you pet the cat, she .... (be) happy.

Slide 21 - Open vraag

If you had the answers to the test,
you ..... (be) able to get a perfect score.

Slide 22 - Open vraag

If you leave know, you .... (catch) your train.

Slide 23 - Open vraag

Today's lesson
  • Vocabulary - quizlet
  • Check homework -
    worksheet stones
  • Grammar herhaling
  • Oefentoets
  • Reading
  • Test Yourself 

Slide 24 - Tekstslide

Formative Test
Do the formative test!
Fill in everything you know without using your book.

Then, and only then, use your book to fill in the rest.

Done?
Reading assignment - come and get it at my table. 
timer
30:00

Slide 25 - Tekstslide

3A SE Chapter 4 + Reading
Wednesday 1st of June
STUDY Chapter 4
Vocab: Theme Words +A/C/F/G
Stone 7/8
Grammar 10a/b - 11 - 12

PRACTICE
Reading 

Slide 26 - Tekstslide

3B SE Chapter 4 + Reading
Friday 10th of June
Tijdens LO!
STUDY Chapter 4
Vocab: Theme Words +A/C/F/G
Stone 7/8
Grammar 10a/b - 11 - 12
PRACTICE
Reading 

Slide 27 - Tekstslide