Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Wat weet je nog van de regels?
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord
Wat weet je nog van de regels?

Slide 1 - Woordweb

Wat weet je van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Hoe spel je bijvoeglijke naamwoorden?
Bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en lange vorm
De leuke jongen    Een leuk kind
De vakantie was leuk  Een leuke vakantie

Dus met een -e of zonder -e

Slide 3 - Tekstslide

Regels:
1 Zet een -e erachter: dwars - dwarse                leuk -leuke

2 Verdubbel de laatste letter en zet er een -e achter: 
    vet - vette                wit - witte                                 zwak - zwakke

3 Haal een a, e, o, of u weg en zet er een -e achter: 
    traag - trage           bleek - bleke                          groot - grote

Slide 4 - Tekstslide

4 Verander een f  in een v en zet er -e achter: actief  - actieve
    Verander een s in een z en zet er -e achter: grijs -   grijze

 Combineer de laatste, dus letter weg en letter veranderen en letter -e erachter:
   Gaaf - gave        waardeloos - waardeloze

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden een trema (twee puntjes
Sommige bnw schrijf je met een trema.
presidentieel  - presidentiële
reëel - reële
industrieel - industriële

Slide 6 - Tekstslide

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
1 Altijd met -en op het einde
koperen, zilveren, gouden, loden, katoenen, linnen

2 Behalve als het een moderne stof is of uit een andere taal afkomstig is:
rotan, acryl, aluminium, nylon, plastic

Slide 7 - Tekstslide

Maak nu in je schrift de
opdrachten van blz. 246

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de lange vorm van
agressief

Slide 9 - Open vraag

Wat is de lange vorm van:
arm

Slide 10 - Open vraag

Wat is de lange vorm van:
fameus (beroemd)

Slide 11 - Open vraag

Wat is de lange vorm van:
financieel

Slide 12 - Open vraag

Wat is goed?
A
Franse
B
Franze

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
gaafe
B
gave
C
gafe

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
halfe
B
halve

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
knettergekke
B
knettergeke

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
A
redeloose
B
redelose
C
redeloze

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?
A
reële
B
reele
C
reëele

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?
A
vaage
B
vage

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed?
A
wijse
B
wijze

Slide 20 - Quizvraag

Maak opdracht 2
Maak 2 kolommen
zet 1 t/m 5 onder elkaar
Voeg 

Slide 21 - Tekstslide