Thema 2 B2 Het oog

Thema 6 Waarneming en gedrag

B2
De werking van het oog
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Waarneming en gedrag

B2
De werking van het oog

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesprogramma B2
  • Leerdoelen B2 Werking van het oog (2m)
  • Uitleg leerdoel 8.2.1 'Beeldvorming en oogafwijkingen' (5m)
  • Zelfstandig opdracht 13 t/m 15 maken (max. 5m)
  • Leerdoel 8.1.3 'Pupilreflex, netvlies, optisch chiasma en stereoscopie' (10m)
  • Opdracht 16 t/m 25 maken (max. 10m)
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste (10m)
  • Lesafsluiter B2 (5m)

Eerder klaar? 
  • Neem context Leefwereld 'Een myopie-epidemie' en maak de bijbehorende opdrachten 26 t/m 28

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel B2
8.2.1 Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen uitleggen.

8.2.2 Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.

8.2.3 Je kunt de bouw en werking van het netvlies uitleggen.

8.2.4 Je kunt uitleggen hoe je diepte kunt zien.




Slide 4 - Tekstslide

Begrippenlijst B2
  • harde oogvlies
  • hoornvlies
  • iris
  • regenboogvlies
  • pigmenten
  • pupil
  • glasachtig lichaam
  • vaatvlies
  • voorste oogkamer
  • achterste oogkamer
  • ooglens
  • straalvormig lichaam
  • netvlies
  • gele vlek
  • blinde vlek
  • accomoderen
  • accomodatiespier
  • positieve lens
  • convergeren
  • divergeren
  • brandpunt
  • brandpuntsafstand
  • negatieve lens
  • voorwerpafstand
  • beeldafstand
  • bijziend
  • verziend
  • pupilreflex
  • straalsgewijs lopende spieren
  • staafjes
  • kegeltjes
  • donkeradaptatie
  • nachtblindheid
  • optische chiasma
  • stereoscopie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Beeldvorming
  • verkleind en omgekeerd beeld
  • Impulsen ontstaan in netvlies worden door sensorische zenuwcellen naar de centra voor zien in de hersenschors geleid 
  • Centra verwerken de impulsen zodat jij het beeld weer juist waarneemt

Slide 7 - Tekstslide

Positieve lenzen convergeren: lichtstralen komen achter lens bij elkaar in brandpunt (F)
Negatieve lenzen divergeren: lichtstralen die lens verlaten, lijken uit één punt afkomstig te zijn. Brandpunt (F) voor lens (-)
Lichtbreking: lichtstralen worden gebroken op plaatsen waar ze overgaan van het ene medium naar het andere en zodoende in een andere richting gebogen

Slide 8 - Tekstslide

Accomodatie
Ooglenzen kunnen platter of boller worden

Slide 9 - Tekstslide

Accomodatiereflex

Slide 10 - Tekstslide

Oogafwijkingen
  • Bijziend --> de oogbol is te lang of de lichtstralen worden te sterk afgebogen door hoornvlies of lens. 
     --> Je ziet verte niet scherp want brandpunt valt voor netvlies, corrigeerbaar met negatieve 
             lenzen.

  • Verziend --> de oogbol is te kort of de lichtstralen worden door hoornvlies of lens niet voldoende afgebogen
     --> Je ziet dichtbij niet scherp want brandpunt valt achter netvlies, corrigeerbaar met 
             positieve lenzen.

  • Ouderdomsverziendheid --> ooglenzen minder elastisch

Slide 11 - Tekstslide

Bijziend en verziend

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Hoeveel procent score had je?

Slide 14 - Open vraag

Maak opdracht 13 t/m 15

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Pupilreflex

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Bouw van het netvlies (Binas 87C)
  • Pigment absorbeert licht en beschermt zo de lichtreceptoren tegen te sterke lichtprikkels
  • Licht gaat eerst door de laag zenuwcellen heen voordat het de lichtreceptoren bereikt.
  • Impulsen uit lichtreceptoren, worden naar zenuwcellen geleid
  • Uitlopers van zenuwcellen verlaten oog via oogzenuw
  • Blinde vlek: uitlopers gaan door alle lagen heen dus geen lichtreceptoren aanwezig

Slide 19 - Tekstslide

Staafjes 
(BiNaS 87C2)
  • 95%
  • verspreid over netvlies, maar nauwelijks in gele vlek en niet in blinde vlek
  •  lage prikkeldrempel
  • gevoelig voor alle kleuren licht, maar ongevoelig voor rood licht
  • Impulsen waargenomen als contrast in zwart-grijs-wit
  • minder gedetailleerd beeld, omdat er 50 tot 100 staafjes verbonden zijn met 1 zenuwcel

Slide 20 - Tekstslide

Kegeltjes 
(BiNaS 87C3)
  • 5%
  • 3 typen elk gevoelig voor andere kleur licht (rood-groen-blauw)
  • bevatten elk een ander lichtgevoelig pigment 
  • kunnen in verschillende mate geprikkeld worden, waardoor je veel verschillende kleuren (tot 10 miljoen tinten) kunt zien
  • even sterk geprikkeld betekent dat je wit licht ziet
  •  hoge prikkeldrempel dus bij te weinig licht geen kleuren
  • liggen vooral in gele vlek en directe omgeving
  • scherp beeld, omdat ze elk zijn verbonden met één apart neuron, waardoor veel gedetailleerder beeld
  • aan rand netvlies komen geen kegeltjes voor

Slide 21 - Tekstslide

Iets meer diepgang...

Slide 22 - Tekstslide

Pigmentafbraak

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Optisch chiasma
(BiNaS 87C4)
  • Rechterdeel gezichtsveld valt op het linkerdeel van de netvliezen in je ogen 
  • Impulsen van linkerdeel van de netvliezen gaan via oogzenuwen naar het linker gezichtscentrum
  • Net boven de hypothalamus kruisen de uitlopers in beide oogzenuwen elkaar gedeeltelijk 
  • Kruising heet  optisch chiasma 

Slide 27 - Tekstslide

Stereoscopie
Diepte kun je zien doordat je met beide ogen vanuit een iets andere hoek naar een voorwerp kijkt. Daardoor is de projectie op je netvlies iets anders, wat in de gezichtscentra van je hersenen verwerkt wordt tot één beeld, met verwerkt informatie over diepte en afstand.
Hoe dichterbij het voorwerp is, des te groter is namelijk het verschil in beelden...dit maakt stereoscopie mogelijk.

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maak opdracht 16 t/m 25

  • Oefen de Flitskaarten en controleer de leerdoelen 
van B2 met de Test Jezelf

Klaar?
  • Neem de Context 'Een myopie-epidemie' door en 
maak opdracht 26 t/m 28

Slide 29 - Tekstslide

Lesafsluiter B1
8.1.1 Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.

8.1.2 Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.

8.1.3 Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.



Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Hoeveel procent score had je?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Link

Hoeveel procent score had je?

Slide 34 - Open vraag

Vorige onderwerpen begrepen?

Slide 35 - Tekstslide

Extra oefeningen zintuigen
Oefen op tijd de volgende oefentoets en oefenexamenvragen...

Wacht dus niet tot de volgende toetsweek...

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Hoeveel procent score had je bij de oefentoets?

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Link

Voor de geïnteresseerden...
2 filmpjes over een staaroperatie


Bekijk eerst het tweede filmpje en wanneer je het in het echt wil zien pas het eerste filmpje...

En nog een paar interessante...

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

0

Slide 44 - Video