LV

Welke zinsdelen kennen we allemaal?
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welke zinsdelen kennen we allemaal?

Slide 1 - Woordweb

Voorkennis activeren:
persoonsvorm
zinsdelen maken
onderwerp
werkwoordelijk gezegde 
Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Ik krijgt morgen nieuwe schoenen

Slide 2 - Open vraag

oefenen. Bij foutieve antwoorden kan de zin nogmaals helemaal doorgenomen worden. 
Wat is het onderwerp uit deze zin?
Tina pakt een groene appel
A
Tina
B
Pakt
C
Groene
D
Appel

Slide 3 - Quizvraag

Oefen of de leerlingen nog voldoende weten wat het onderwerp in de zin is
Kloppen deze zinsdelen?
Ik | ga | morgen | naar | huis
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Kloppen deze zinsdelen?
Freek | heeft | zijn schoenen | aangetrokken
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde uit deze zin:
Karin heeft op de stoep gefietst.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp eigenlijk? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Filmpje met instructie over het lijdend voorwerp 
Hoe kom je tot het lijdend voorwerp? Welke vraag moet je dan stellen?

Slide 9 - Open vraag

terugkijken of de leerlingen het filmpje voldoende hebben kunnen volgen. Dit is een kijkersvraag vanuit het filmpje 
Wat is het lijdend voorwerp uit deze zin?
Ik eet een groene appel
A
Ik eet
B
Appel
C
Ik
D
een groene appel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik eet een groene appel
persoonsvorm: eet
werkwoordelijk gezegde: eet 
onderwerp: ik
wie/ of wat EET IK: een groene appel
Kijk maar eens naar de zinsdelen:
Ik | eet | een groene appel

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen met de stappen 
Jennie pakt haar fiets
Persoonsvorm: pakt 
Onderwerp: Jennie
wie of wat + pakt Jennie: haar fiets 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herman heeft zijn tas gepakt
Persoonsvorm: heeft 
Onderwerp: Herman
Werkwoordelijk gezegde: heeft gepakt
Lijdend voorwerp: zijn tas 

Slide 13 - Tekstslide

Oefenen en voordoen. Herhalen van de eerdere lessen. 
Wat is het lijdend voorwerp uit deze zin?
Karina draagt vandaag een groene trui

Slide 14 - Open vraag

Leerlingen geven aan wat zij denken dat het lijdend voorwerp is. Doordat het actief is, moeten de leerlingen meedoen en kunnen de gegeven antwoorden worden besproken. 
We gaan oefenen
Persoonsvorm: drie vragen
Zinsdelen: alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen
Onderwerp: verandert mee met de PV 
werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden uit de zin
Lijdend voorwerp: Wie of wat + PV + OW

Slide 15 - Tekstslide

Geheugensteuntje voor de leerlingen
Maak een zin met:
persoonsvorm; onderwerp; werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp

Slide 16 - Open vraag

De opgeschreven zinnen bespreken en behandelen. 
De zinnen zijn nodig om hierna het kwartetspel te maken. 
De zinnen moeten ook uitgebeeld kunnen worden.