Quiz Gevangenendilemma en onderhandelen H7 + H8

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (prisoners dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.


Het gevangenendilemma is een denkbeeldig probleem waar gevangenen tegenaan zouden kunnen lopen. 


Als je kiest voor eigen belang, is dat niet altijd de optimale uitkomst.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (prisoners dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.


Het gevangenendilemma is een denkbeeldig probleem waar gevangenen tegenaan zouden kunnen lopen. 


Als je kiest voor eigen belang, is dat niet altijd de optimale uitkomst.


Slide 1 - Tekstslide

Gevangenendilemma
Gevangenendilemma = Tegenstelling van het individuele en collectieve belang, wat opvalt is dat er bijna altijd voor het individuele belang wordt gekozen. 

Slide 2 - Tekstslide

De uitkomst van een gevangenendilemma is
A
optimaal
B
niet optimaal

Slide 3 - Quizvraag

De uitkomst van een gevangenendilemma is
A
optimaal
B
niet optimaal

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de speltheorie?
A
Je kunt er brood mee maken
B
Het is een wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen
C
Je kunt er ingewikkelde wiskundesommen mee uitrekenen
D
moeilijke variant van economie

Slide 5 - Quizvraag

Bij een gevangenendilemma is er …..
A
altijd sprake van een dominante keuze
B
geen cel waar beide partijen beter af zijn
C
nooit sprake van meeliftgedrag
D
alle drie de antwoorden

Slide 6 - Quizvraag

Is hier sprake van een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

De arbeidsmarkt is:
A
Al het aanbod en vraag van arbeid
B
Al het aanbod van arbeid
C
Alle vraag naar arbeid

Slide 8 - Quizvraag

Welk vlak in de bovenstaande figuur laat het werknemerssurplus op de arbeidsmarkt zien bij de evenwichtsprijs (= evenwichtsloon)?
A
Het rode vak (1)
B
het gele vak (4)
C
Het blauwe vak (3)
D
Het groene vak (2)

Slide 9 - Quizvraag

Berovings
probleem
  • Het berovingsprobleem ontstaat als in een relatie de ene partij meer investeert in de samenwerking dan de andere partij waardoor de machtsverhouding verandert. 
  • Doordat de werkgever investeert in de scholing van de werknemer heeft de werknemer meer macht omdat hij kan dreigen met opstappen en is de werkgever kwetsbaar omdat hij zijn investering kwijt kan raken.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is volgens de Arbowet een verplichting van de werkgever?
A
een juiste inrichting van de werkplek
B
apparaten op een veilige manier gebruiken
C
voorzichtig omgaan met gevaarlijke stoffen
D
instructies van de werkgever opvolgen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een verplichting van de werkgever
A
voorlichting geven over werk
B
gevaren benoemen
C
maatregelen nemen om gevaren te verkleinen
D
Zorgen voor goede koffie

Slide 12 - Quizvraag

Wat is hier het evenwichtsloon?
A
1
B
9
C
17
D
40

Slide 13 - Quizvraag

verzonken kosten zijn:
A
ander woord voor vaste kosten
B
ander woord voor variabele kosten
C
kosten voor investeringen die vast zitten
D
kosten voor investeringen die niet terug verdient kunnen worden

Slide 14 - Quizvraag

De gevraagde hoeveelheid arbeid neemt toe wanneer....
A
Arbeid duurder is (hoger loon)
B
Arbeid goedkoper is (lager loon)

Slide 15 - Quizvraag

Aangeboden hoeveelheid arbeid neemt toe wanneer...
A
Werknemers meer verdienen (hoger loon)
B
Werknemers minder verdienen (lager loon)

Slide 16 - Quizvraag

Je ziet in deze figuur dat
de vraag naar arbeid stijgt. Wat gebeurt er op de lange termijn?
A
Lonen blijven gelijk
B
Lonen kunnen stijgen
C
Lonen dalen

Slide 17 - Quizvraag

Een economische opleving leidt tot een grotere vraag naar arbeid.

Je ziet op de korte termijn dat de lonen gelijk blijven: Loon1, dan ontstaat er een tekort (roze pijl). = gespannen arbeidsmarkt.
Op lange termijn stijgt het loonniveau = Loon2

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag:
Examenopgave H7 gevangenendilemma
H8 nakijken 8.8 t/m 8.12

In fluistermodus. Heb je een vraag? Overleg in fluisterstand met buurman/buurvrouw; kom je er niet uit? Steek je hand op.

Slide 20 - Tekstslide