DA hoofdstuk 9 allergieen

Bij welk antibiotica groep is het aangeraden om uit de zon te blijven?
A
Tetracyclines
B
Macroliden
C
Penicillines
D
Nitrofurantoïne
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeneesmiddelenkennisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bij welk antibiotica groep is het aangeraden om uit de zon te blijven?
A
Tetracyclines
B
Macroliden
C
Penicillines
D
Nitrofurantoïne

Slide 1 - Quizvraag

Als iemand resistent is voor de antibioticum azitromycine, welk ander geneesmiddel mag hij/zij dan ook niet gebruiken?
A
Doxycycline?
B
Amoxicilline
C
Nitrofurantoïne
D
claritromycine

Slide 2 - Quizvraag

Welk van de volgende geneesmiddelen is een opiaat?
A
Naproxen
B
Femoston
C
Finimal
D
Fentanyl

Slide 3 - Quizvraag

Hoe ontstaat de bijwerking maagklachten bij gebruik NSAID's?

Slide 4 - Open vraag

Welk geneesmiddelgroep vermindert de aanmaak van maagzuur
A
Anti-emetica
B
secretieremmende middelen
C
Mucosa-protectiva
D
Antacida

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat weten jullie al van allergische reacties en de medicijnen hierbij?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe werkt hyposensibilisatietherapie?

Slide 19 - Open vraag

Hoe werken corticosteroïden
A
Ontstekingsremmend
B
Verlagen histamine afgifte
C
voorkomen dat een allergeen binnenkomt
D
hebben een bacteriostatische werking

Slide 20 - Quizvraag

Een voorbeeld van een antihistaminicum is...
A
Cromoglicinezuur
B
Prednisolon
C
Levocetrizine
D
Methotrexaat

Slide 21 - Quizvraag

Een allergeen is...
A
Een lichaamsvreemde stof
B
Een antistof
C
Een lichaamsvreemde stof die een allergische reactie uitlokt
D
Een antilichaam die antistoffen opruimt

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor werking hebben antihistaminica?
A
Ze grijpen aan op receptoren waar histamine normaal op aangrijpt
B
Ze voorkomen dat histamine vrijkomt
C
Ze zorgen ervoor dat het lichaam gewend raakt aan de allergeen
D
Ze versterken het immuunsysteem

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat weet jij al van COPD en Astma en de bijhorende behaldeling?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Noem 2 verschillen tussen COPD en Astma

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Noem 2 verschillen tussen COPD en Astma

Slide 33 - Open vraag

Salbumatol is een... (h21)
A
Kort werkende bèta-2-sympathicomimeticum
B
Langwerkende parasympathicolyticum
C
Inhalatiecorticosterïod
D
Langwerkende bèta-2-sympathicomimeticum

Slide 34 - Quizvraag

Ipratropium is een parasympaticolyticum. Op welke manier werkt dit?
A
Een luchtwegverwijder die het sympatische zenuwstelsel nabootst
B
Een ontstekingsremmer die het sympatische zenuwstelsel nabootst.
C
Een luchtwegverwijder die het parasympatische zenuwstelsel remt.
D
Een ontstekingsremmer die het parasympatische zenuwstelsel remt.

Slide 35 - Quizvraag

Leg uit: wat houdt de term sympathicomimeticum in?

Slide 36 - Open vraag

Leg uit: wat houdt de term parasympathicolyticum in?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een bekende bijwerking van inhalatiecorticosteroïden en hoe kan je dit voorkomen? (H21)

Slide 40 - Open vraag

Hoe werken inhalatiecorticosteroïden?
A
Ze zijn luchtwegverwijdend.
B
Ze remmen de stof leukotrieën die verantwoordelijk zijn voor allergische klachten.
C
Ze onderdrukken ontstekingsreacties.
D
Ze gaan de afbraak van longblaasjes tegen.

Slide 41 - Quizvraag