Blok 5 - Spelling - les 2 - bezitsvorm en getallen

Wat is voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord?
A
vijf
B
vermiste
C
kinderen
D
teruggevonden
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord?
A
vijf
B
vermiste
C
kinderen
D
teruggevonden

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord?
A
had
B
een
C
gebroken
D
arm

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Blok 5 - Spelling
5.9 Bezitsvorm
5.10 Getallen
Open vast LessonUp.app!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
Je weet wat een bezitsvorm is.

Je weet dat er regels zijn over wanneer je een getal voluit schrift en wanneer niet.


 
Je kunt de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden goed spellen.

Je kunt getallen goed spellen.





Weten 
Blok 5
1 KGT

Slide 4 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bezitsvorm van 'Lars'?
A
Larses
B
Lars's
C
Lars'

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zouden bezitsvormen zijn?
A
Geeft aan dat iets niet van iemand is.
B
Geeft aan dat iets van iemand is.
C
Geeft aan dat iets bezeten is.
D
Geeft aan dat iets iets is.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tas van Sjaak staat daar.
Bezitsvorm
A
Sjaak's tas
B
Sjaaks tas
C
Sjaak zijn tas
D
Sjakies tas

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder haar fiets .
bezitsvorm
A
mijn moeders fiets
B
mijn moeder's fiets
C
mijn moeder fiets
D
mijn moederen fiets

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mijn opa zijn stoel
bezitsvorm
A
opas stoel
B
opaas stoel
C
opa's stoel
D
opapas stoel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De pen van Hans.
Bezitsvorm
A
Hanss pen
B
Hans' pen
C
Hans pen
D
Hansis pen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleren van Patrice.
Bezitsvorm
A
Patrice kleren
B
Patrices kleren
C
Patrice' kleren
D
Patricess kleren

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

           Bezitsvorm
5.9
In de bezitsvorm schrijf je de -s altijd vast aan het zelfstandige naamwoord, behalve:
  • als het nodig voor de uitspraak: als het zelfstandige naamwoord eindigt op een lange klinker of een -y. Je schrijft dan een 's.
  • als het zelfstandige naamwoord eindigt op een sisklank. Je schrijft dan alleen een apostrof.
Mijn broers fiets.
Mijn oma's fiets.
Kees' fiets.

Slide 13 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Getallen
5.10
  • blz. 231
In teksten schrijf je meestal geen cijfers, maar schrijf je getallen voluit.
Op deze regel zijn een paar uitzonderingen:
  • Bij maten en gewichten zijn getallen overzichtelijker.
  • Grote, ingewikkelde getallen schrijf je meestal in cijfers. 

  • Voor of na cijfers en getallen kom je soms speciale tekens en afkortingen tegen zoals %, €, kg of cm. In een tekst schrijf je deze voluit: procent, euro, kilo of centimeter.
  • Getallen tot en met twintig schrijf je voluit.
  • Net als tientallen en  honderdtallen.

Slide 14 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

           Spelling- opdracht 21
5
 LessonUp.app

Opdracht 21 maak je met behulp van LessonUp

Slide 15 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Bij 2 winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.
B
Bij twee winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Ze kosten normaal drie euro, wat ik best duur vind.
B
Ze kosten normaal 3 euro, wat ik best duur vind.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Ik ben er vanochtend om 09.00 uur meteen naartoe gegaan.
B
Ik ben er vanochtend om negen uur meteen naartoe gegaan.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Ik had genoeg geld voor 4 zakjes.
B
Ik had genoeg geld voor vier zakjes.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Thuis telde ik alle pinda’s. Het waren er 138 !
B
Thuis telde ik alle pinda’s. Het waren er honderdachtendertig!

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Mijn broertje heeft er inmiddels 21 opgegeten en ik 16. .
B
Mijn broertje heeft er inmiddels 21 opgegeten en ik zestien.
C
Mijn broertje heeft er inmiddels eenentwintig opgegeten en ik zestien.
D
Mijn broertje heeft er inmiddels eenentwintig opgegeten en ik 16.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Mijn tweede broertje at er 23.
B
Mijn 2e broertje at er 23.
C
Mijn 2e broertje at er drieëntwintig.
D
Mijn tweede broertje at er drieëntwintig.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
B
Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies