In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Vorige week zakelijke brief. Aandachtspunten
Zakelijke e-mail
Opdracht zakelijke e-mail
10 minuten pauze
Instructie schrijven
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
- weet je welke onderdelen in een zakelijke email en brief aanwezig moeten zijn
- heb je zelf een zakelijke mail beoordeeld
Slide 3 - Tekstslide
Zakelijke brief
Afzender
Geadresseerde
Dagtekenin
Onderwerp
Aanhef
Inleiding
Kern
Slot
Afsluiting
Ondertekening
Slide 4 - Tekstslide
De opmaak
Vul de onderwerpsregel in (kort en bondig)
Aanhef
Inleidende zin
Alinea 1
Alinea 2
Afsluitende zin
Slotformule
Naam
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdletters!
Je voor- en achternaam beginnen met hoofdletters
Namen van steden, landen, merken: met hoofdletters
De straatnaam begint met een hoofdletter
Slide 6 - Tekstslide
Schrijfwijze van namen
Je schrijft een hoofdletter waar de naam begint
Dit kan de voornaam zijn, maar ook de achternaam
Let goed op bij de tussenvoegsels (de, van, van der, etc.)
In de aanhef gebruik je alleen de achternaam
Onderaan schrijf je altijd je eigen voornaam en achternaam
Slide 7 - Tekstslide
Schrijfwijze van namen in de aanhef
Geachte heer/mevrouw,
Geachte mevrouw Sluis,
Geachte mevrouw Sluis - van Wiel,
Geachte mevrouw De Waag - Dekkers,
Geachte mevrouw Van Geest - van der Togt,
Geachte heer Wagemakers,
Geachte heer Van 't Lam,
Slide 8 - Tekstslide
Gebruik leestekens!
Als je een lange zin schrijft, gebruik dan leestekens.
De tekst is dan beter te lezen
Als je een vraag stelt, zet er het leesteken ? achter.
Vergeet de punten niet, aan het einde van een zin.
Na een dubbele punt komt geen hoofdletter
Slide 9 - Tekstslide
De inleidende zin
In de inleidende zin vertel je altijd waarom je de e-mail schrijft.
Als in de opdracht staat dat je jezelf moet voorstellen, dan doe je dat ook in de inleidende zin.
Slide 10 - Tekstslide
De kern
Je zakelijke e-mail bestaat altijd uit minimaal twee alinea's in het middenstuk
In deze alinea's beschrijf je de meeste verplichte punten uit de opdracht
Maak gebruik van de situatiebeschrijving om de verplichte punten te verwerken
Staat de info niet in de situatieomschrijving? Bedenk het dan zelf!
Beschrijf deze punten kort en bondig
Gebruik makkelijke taal! Zo voorkom je spelfouten
Slide 11 - Tekstslide
Afsluitende zin
In de afsluitende zin sluit je de e-mail netjes af. Je kan hier vaak het laatste verplichte punt voor gebruiken.
Ik hoop spoedig van u te horen.
Ik ontvang graag snel een reactie.
Ik vraag u om binnen twee weken te reageren.
Slide 12 - Tekstslide
Slotformule en naam
Gebruik een van de twee slotformules:
Met vriendelijke groet,
Hoogachtend,
Soms staat in de opdracht welke slotformule je kan gebruiken.
Sluit af met je voornaam en achternaam.
Slide 13 - Tekstslide
Conventies (regels) zakelijke e-mail
Aan:
CC:
BCC:
Onderwerp:
Aanhef (Geachte heer/mevrouw,)
Inleiding (Mijn naam is.............)
Kern (Vertel waar je e-mail over gaat)
Slot (Vertel wat je graag zou willen)
Afsluitende zin (Met vriendelijke groet, )
Jouw voornaam en achternaam
Slide 14 - Tekstslide
Je schrijft de zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Geachte heer Wouters,
Slide 15 - Quizvraag
Je schrijft de zakelijke e-mail aan de klantenservice van de Hema. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte klantenservice,
B
Geachte Hema,
C
Geachte heer/mevrouw,
D
Geachte medewerker,
Slide 16 - Quizvraag
Met welk woord begint de aanhef van een zakelijke e-mail altijd?
A
Beste
B
Geachte
C
Hallo
D
Beste of Geachte
Slide 17 - Quizvraag
Opdracht
In deze mail zitten 25 fouten, zowel grammaticaal, conventies en stijlfouten.
Vind en verbeter alle fouten.
Slide 18 - Tekstslide
Oplossing
1. CC ipv Aan
2. te lang onderwerp
3. Geachte ipv Goeiedag
4. mevrouw niet met een hoofdletter
5. Van wel met een hoofdletter
6. Wölke wel met een hoofdletter
7. komma
8. uw
9. augustus
10. zes
11. Sporting
12. Bobby
13. gevraagd
14. vier
15. twee
16. vindt
17. punt
18. u (kleine letter)
19. Daarom
20. u (kleine letter)
21. vier
22. zes
23. Met vriendelijke groet
24. komma
25. Achternaam
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Schrijven van een instructie
Slide 21 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
- weet je welke onderdelen in een instructie aanwezig moeten zijn
- heb je zelf een instructie geschreven
- heb je van een medestudent feedback gekregen op je instructie
- heb je een medestudent feedback gegeven
Slide 22 - Tekstslide
Kun je een voorbeeld van een instructie noemen?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Instructie
In een instructie leg je uit hoe iets werkt of hoe je iets moet doen. Een instructie moet duidelijk zijn voor de lezer. Vraag je daarom eerst af wie de lezer is en wat de lezer wel of niet weet.
Geef de uitleg in stappen en markeer die stappen met nummers en/of opsommingstekens en signaalwoorden
Beschrijf eventueel per stap het resultaat, zodat de lezer kan controleren of hij/zij het goed doet.
Verduidelijk de instructie eventueel met afbeeldingen.
Slide 26 - Tekstslide
Welke opsommingstekens gebruik je in een instructie?
Slide 27 - Open vraag
Wanneer gebruik je cijfers als opsommingstekens?
A
...als de volgorde ertoe doet
B
...als je dat mooier vindt
C
... als je alle stappen wilt controleren
D
...geen van de antwoorden zijn juist
Slide 28 - Quizvraag
Vaste onderdelen instructie
- een kopje (titel)
- een inleiding
- materialen die je nodig hebt
- de stappen
- het resultaat van de stappen (evt.)
Slide 29 - Tekstslide
Taalgebruik en opmaak
- begin elke stap met een werkwoord in de gebiedende wijs
- zinnen niet langer dan 10 tot 12 woorden
- gebruik opsommingstekens en signaalwoorden
- afbeeldingen toevoegen
Slide 30 - Tekstslide
Gebiedende wijs
Ga weg!
Stop!
Ren voor je leven!
In de gebiedende wijs staat geen onderwerp. Het onderwerp is weggelaten.
Ga (jij) weg.
Stop (jij).
Ren (jij) voor je leven.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Opdracht
In deze opdracht ga je zelf een instructie schrijven.
1. Vorm groepjes van 2 of 3. Per groepje schrijf je een instructie over een spel wat je in keuzedeel hebt gemaakt
2. Schrijf over je gekozen spel een instructie voor nieuwe eerstejaars studenten Sport en Bewegen zodat zij dit zo kunnen geven
3. Laat je instructie eerst door een ander groepje controleren. Geef elkaar feedback op:
duidelijkheid
volledigheid
taal (gebiedende wijs, signaalwoorden, niet te lange zinnen, juiste spelling/grammatica/interpunctie)
layout (titel, instructie, stappen, plaatjes
4. Verwerk daarna de feedback in een verbeterde versie
Slide 33 - Tekstslide
Afsluiting
Lever de instructie in via teams.
Meer informatie en oefening over de zakelijke email vind je op pagina 143 van je boek.