wk 12

Maandag 16 maart - V2b
Vervolg schrijven en spelling: dorpskrant (verwijzingen)
Aan de slag!
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maandag 16 maart - V2b
Vervolg schrijven en spelling: dorpskrant (verwijzingen)
Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...
...wat de regels zijn voor meervoudsvorming.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...leren hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden).

Slide 3 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 4 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. Sommige van de bomen zijn al groot.
B. Sommigen van de bomen zijn al groot.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 5 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 6 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzing
A. In de pauze dronken sommigen een kopje thee.
B. In de pauze dronken sommige een kopje thee.

Welke zin is juist? Waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer schrijf je sommige(n), alle(n), enkele(n), andere(n), vele(n) etc.?
  1. Als het een bijvoeglijk naamwoord is, schrijf je het zonder -n.                        Alle jongens hebben een voetbalbroek aan.
  2. Verwijst het woord naar personen, schrijf je het met -n.                   Sommigen van deze groep sporten liever in een jogging.
  3. Verwijst het woord niet naar personen, schrijf je het zonder-n.                      De boeken uit de mediatheek gaan alle mee naar beneden.

Slide 8 - Tekstslide

UITZONDERING!
- Staat er geen zelfst. nw. achter (zoals bij een bijv. nw.), maar kun je die wel denkbeeldig invullen (het wordt al ergens voor of achter de zin gebruikt)? Dan schrijf je het zonder -n.
De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Bij alle(n) en beide(n) vul je wel een -n in als het verwijst naar personen.
Mevrouw Jansen en mevrouw Bakker hebben iets gemeen. Ze geven beiden Nederlands.

Slide 9 - Tekstslide

Staat er een znw achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak slide 12 t/m 33.

Slide 11 - Tekstslide

Enige/Enigen weken geleden hebben vandalen alle/allen ruiten van de dierenwinkel ingegooid.
A
enige
B
enigen
C
alle
D
allen

Slide 12 - Quizvraag

De meeste/meesten van ons waren goed voorbereid op het survivalweekend.
A
meeste
B
meesten

Slide 13 - Quizvraag

In het weekend maken vele/velen een uitstapje; sommige/sommigen echter blijven liever thuis.
A
vele
B
velen
C
sommige
D
sommigen

Slide 14 - Quizvraag

Mijn ouders waren de enige/enigen die niet op de ouderavond konden komen.
A
enige
B
enigen

Slide 15 - Quizvraag

Stanley nodigde beide/beiden meisjes uit op het tuinfeest van zijn broer.
A
beide
B
beiden

Slide 16 - Quizvraag

Slechts weinige/weinigen kunnen zich zo’n dure auto veroorloven als een Porsche.
A
weinige
B
weinigen

Slide 17 - Quizvraag

Sommige/sommigen wetenschappers menen dat klonen geen kwaad kan, andere/anderen hebben daar zo hun twijfels over.
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 18 - Quizvraag

De jongens hebben beide/beiden enkele/enkelen euro’s gevonden op straat.
A
beide
B
beiden
C
enkele
D
enkelen

Slide 19 - Quizvraag

Van de vele/velen voorbijgangers weigerden de meeste/meesten om de flyer aan te nemen.
A
vele
B
velen
C
meeste
D
meesten

Slide 20 - Quizvraag

Enkele/enkelen toeristen kochten klompen, andere/anderen gaven de voorkeur aan houten tulpen.
A
enkele
B
enkelen
C
andere
D
anderen

Slide 21 - Quizvraag

Terwijl de eerste/eersten al over de finishlijn schaatsten, moesten de laatste/laatsten nog starten
A
eerste
B
eersten
C
laatste
D
laatsten

Slide 22 - Quizvraag

Omdat sommige/sommigen reizigers hun tas op een stoel hadden gezet, konden andere/anderen niet zitten
A
sommige
B
sommigen
C
andere
D
anderen

Slide 23 - Quizvraag

Zeeschildpadden en neushoorns zijn ernstig bedreigd, maar de laatste/laatsten worden steeds beter beschermd.
A
laatste
B
laatsten

Slide 24 - Quizvraag

Er waren honderd deelnemers. Alle/allen finishten binnen de tijd.

(regel: blz. 141 in Op Niveau, onderaan!)
A
alle
B
allen

Slide 25 - Quizvraag

Van alle stiften in de bal zijn er verscheidene/verscheidenen uitgedroogd.
A
verscheidene
B
verscheidenen

Slide 26 - Quizvraag

De springbok hoort bij de snelste/snelsten op het land.
A
snelste
B
snelsten

Slide 27 - Quizvraag

Hoewel de meeste/meesten er geen zin in hadden, gingen uiteindelijk alle leerlingen aan de slag.
A
meeste
B
meesten

Slide 28 - Quizvraag

Nederlanders zijn gemiddeld de langste/langsten ter wereld.
A
langste
B
langsten

Slide 29 - Quizvraag

In sommige zinnen heeft het verwijswoord betrekking op een zaak/ding én een persoon. Bijvoorbeeld: De fotograaf en zijn camera vielen beide/beiden in het water.
1. Welke schrijfwijze zou jij kiezen in dit geval, beide of beiden?
2. Herschrijf de zin, zodat je het spellingsprobleem omzeilt.
3. Zoek op internet naar spellingsadvies in dit soort gevallen. Vergelijk de adviezen van minimaal twee websites (bijv. Taalunie, Onze Taal).

Slide 30 - Open vraag

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van een meervouds-n bij verwijzingen.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Klaar met deze les?
Ga dan naar Studiewijzers, download de 'boekenlijst klas 2 1920'
Welk boek zou je graag willen lezen voor periode 3?

Slide 33 - Tekstslide

Dinsdag 17 maart - V2b
Oriënteren op een boek voor periode 3
Toets grammatica nabespreken

Slide 34 - Tekstslide

Periode 3
Week 15    Schrijven en spelling: dorpskrant

Week 20    Fictie: interview hoofdpersoon

Week 23    Begrijpend Lezen Blok 1 t/m 5
(toetsweek)



Slide 35 - Tekstslide

Oriëntatie leesboek periode 3
Ga dan naar Studiewijzers, download de 'boekenlijst klas 2 1920'
Welk boek zou je graag willen lezen voor periode 3?

Slide 36 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 37 - Tekstslide