In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Pluriforme Samenleving
H1 Cultuur
Slide 1 - Tekstslide
Cultuur
Cultuur: alle waarden en normen en andere aangeleerde kenmerken van een groep (denk aan tradities en gewoonten).
Tijdens de opvoeding leren kinderen waarden en normen van hun ouders, school, vrienden en media. Het aanleren van de cultuurkenmerken van een groep noemen we socialisatie.
waarden
ideeen die je belangrijk vindt
normen
gedragsregels die bij waarden horen
Slide 2 - Tekstslide
Socialisatie
Socialiserende instituties zijn de plaatsen waar socialisatie plaatsvindt. Er zijn 4 socialiserende instituties:
- thuis
- school en werk
- vrienden
- media
de manier waarop je de cultuurkenmerken van je samenleving of groep leert
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vindt socialisatie bij kinderen tot 4 jaar vooral plaats?
A
via de media
B
via school
C
via vrienden
D
via het gezin
Slide 4 - Quizvraag
Dominante cultuur
De cultuur van de meerderheid van de mensen in een land.
Kun je twee kenmerken noemen van de Nederlandse dominante cultuur?
Slide 5 - Tekstslide
Subcultuur
Een groep mensen met waarden, normen en andere cultuurkenmerken die afwijken van de dominante cultuur.
Tussen de dominante cultuur en de subculturen zitten veel verschillen. Dit komt door .... zie de volgende slide
Slide 6 - Tekstslide
Verklaring cultuurverschillen
Stad en platteland
Inkomen en maatschappelijke positie
Land van herkomst van jou of je (voor)ouders -->mensen met een migratie-achtergrond
Leeftijd
Mannen en vrouwen: rolpatronen
Godsdienst
Slide 7 - Tekstslide
Welke subcultuur hoort bij de zin?
De grote stad
jongeren
afkomst
hoger milieu
het platteland
godsdienst
Op zondag de auto wassen? Dat doen wij niet. Zondag is een rustdag en zijn we met de familie.
Ik doe vaak aan dansbattles. Het is spannend. Mijn droom is om ooit mee te doen aan een groot toernooi.
Op oudejaarsdag schieten we al in de ochtend met carbid. We stoppen de carbid in melkbussen, steken dit aan en dan ontploft de boel.
Er komen steeds meer Aziatische feesten waar allee Chinezen en andere Aziaten naartoe gaan. Daar zie je echt geen Nederlanders.
In de zomer eten we vaak in het park. Gewoon op een kleedje. We nemen eten en drinken mee en genieten buiten van het weer.
Mijn ouders hebben allebei een goede baan. Ik heb de nieuwste smartphone en we wonen in een groot huis met zwembad.
Slide 8 - Sleepvraag
De cultuur die het meest in een land te zien is noem je..
A
Cultuur
B
Subcultuur
C
Dominante cultuur
D
Onderdanige cultuur
Slide 9 - Quizvraag
De Nederlandse cultuur is in Nederland
A
een etnische minderheid
B
een subcultuur
C
socialisatie
D
De dominante cultuur
Slide 10 - Quizvraag
Vul de zin aan. Cultuur bestaat uit...
A
alle waarden en normen van een groep mensen
B
de belangrijke feestdagen van een groep mensen
C
de uiterlijke kenmerken van een groep mensen.
Slide 11 - Quizvraag
Socialisatie betekent dat mensen:
A
Kenmerken van een groep aanleren
B
Allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
Verschillende culturen leren kennen
D
Alle aangeboren eigenschappen afleren
Slide 12 - Quizvraag
Culturen hebben een aantal kenmerken. Welk cultuurkenmerk geeft een verklaring voor het feit dat Turken en Marokkanen minder vaak alcohol gebruiken dan andere groepen?
A
inkomen en maatschappelijke positie
B
leeftijd
C
godsdienst
D
rolpatronen
Slide 13 - Quizvraag
Pluriforme samenleving
Pluriform: veelvormig
In Nederland hebben we door de mix aan culturen een pluriforme samenleving = een samenleving van mensen met verschillende culturen en leefstijlen.
Slide 14 - Tekstslide
1.2 Identiteit
Slide 15 - Tekstslide
Wat is identiteit?
Wie ben ik en wie wil ik zijn?
Hoe jij wordt wie je bent wordt grotendeels bepaald door:
socialisatie en internalisatie
identificatie
karakter en ervaringen
socialisatie
het aanleren van de cultuurkenmerken van een groep of samenleving
internalisatie
aangeleerde waarden, normen en gewoontens zijn een automatisch deel van je gedrag geworden.
identificatie
je wilt op iemand lijken en je neemt het gedrag van die persoon over.
Slide 16 - Tekstslide
Persoonlijke identiteit
Persoonlijke identiteit bestaat uit de dingen die je hebt geleerd, de dingen die je bewust of onbewust hebt overgenomen, je ervaringen en je aangeboren eigenschappen.
Slide 17 - Tekstslide
Groepsidentiteit
Soms geef je aan bij een bepaalde groep te horen.
Er is dan sprake van groepsidentificatie (= Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt)
Saamhorigheid (wij-gevoel)
Uitsluiting (er niet bij horen)
In hoeverre kan je bij meer groepen horen, of moet je kiezen tussen groepen?
Slide 18 - Tekstslide
Op de foto zie een voorbeeld van kleding die bij een bepaalde subcultuur hoort. Jongeren die zich aangetrokken voelen tot die subcultuur, zullen sneller deze kleding dragen. Welk begrip past hierbij?
A
identificatie
B
uitsluiting
C
internalisatie
D
socialiserende institutie
Slide 19 - Quizvraag
"Ik kijk nog steeds naar Chinese tv en bekijk Chinees nieuws op het internet. Ik ben van afkomst Chinees en als ik iets over Chinezen hoor, heb ik altijd het gevoel dat ik meeleef en dat er over 'mij' als Chinees gepraat wordt." Welk begrip past bij bovenstaande uitspraak?
A
uitsluiting
B
groepsidentiteit
C
wij-gevoel
D
trouw aan meerdere groepen
Slide 20 - Quizvraag
"Ik vind het een voordeel om te leven in twee culturen. Ik kan zo van beide groepen de leuke ervaringen meenemen. Nederlanders zijn nuchter, maar Chinezen zijn gastvrijer." Welk begrip past bij bovenstaande uitspraak?
A
uitsluiting
B
groepsidentiteit
C
wij-gevoel
D
trouw aan meerdere groepen
Slide 21 - Quizvraag
Hoe wordt jouw persoonlijke identiteit en jouw groepsidentiteit gevormd? Wat hoort waar bij?