Lezen om je vakdeskundigheid te vergroten.

Lesdoelen
Aan het eind van de les:

  • Ken ik in ieder geval zes communicatiedoelen
  • Kan ik vier manieren van lezen onderscheiden
  • Kan ik een leesstrategie toepassen

We sluiten af met een leestoets.,,,,,,,,,,,,,,,,,,
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het eind van de les:

  • Ken ik in ieder geval zes communicatiedoelen
  • Kan ik vier manieren van lezen onderscheiden
  • Kan ik een leesstrategie toepassen

We sluiten af met een leestoets.,,,,,,,,,,,,,,,,,,

Slide 1 - Tekstslide

Communicatie

Niemand kan zonder communicatie. Communicatie is er altijd en overal. Bij communicatie gaat het altijd om een vorm van informatie: een mededeling, een uiting of gedragingen of een 'boodschap' tussen twee of meer mensen

Slide 2 - Tekstslide

Communicatiedoelen
  • Lezer: ontvanger -> Schrijver: zender

  • Verbale en non-verbale communicatie: wees je ervan bewust dat jouw lichaamstaal je emoties laat zien en vaak meer zegt dan woorden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik?

Slide 4 - Open vraag

Als je communiceert, heb je een doel. Als je een tekst lees, dan ben jij de ontvanger van de communicatie. De schrijver van de tekst, de zender heeft een bepaald doel. Hij wil iets met zijn tekst bereiken (tekstdoel)
Welke doelen kan een schrijver hebben?

Slide 5 - Open vraag

Communicatiedoelen
1. Informeren: je geeft informatie of levert gegevens (krantenartikel)
2. Instrueren: je geeft aanwijzingen om iets te doen of te maken (recept)
3. Uiteenzetten: je geeft op neutrale, objectieve manier informatie (bijv. voor- en nadelen van elke rechtsvorm)
4. Beschouwen: informeer je je publiek over allerlei verklaringen of meningen over iets. (je geeft niet je eigen mening)
5. Overtuigen: je zorgt ervoor dat de lezer jouw standpunt gaat overnemen. Je geeft jouw argumenten.
6. Activeren: je wil de lezer aanzetten of stimuleren om actie te ondernemen (1+1 gratis!)
7. Amuseren: entertainment. Je wilt de lezer vermaken

Slide 6 - Tekstslide

Manieren van lezen
  • Oriënterend lezen (titel, tussenkopjes, afbeeldingen, bron, inleiding, slot)
  • Globaal lezen (hoofdzaken, kernzinnen begin/ eind alinea)
  • Intensief lezen (betekenis woorden, hoofdgedachte)
  • Kritisch lezen (beoordeelt informatie,
    info volledig/actueel)

Slide 7 - Tekstslide

Welke lees strategieën ken je?

Slide 8 - Open vraag

Oriënterend lezen
  • Titel
  • Tussenkopjes
  • Illustraties
  • Bron
  • Inleiding
  • Slot 

Slide 9 - Tekstslide

Globaal lezen
  • Onderwerp
  • Hoofdzaken
  • Kernzinnen (begin/ eind alinea)
  • Signaalwoorden (helpt je tekst te begrijpen)
  • Samenvatting

Slide 10 - Tekstslide

Intensief lezen
  • Tekst helemaal begrijpen
  • Aandachtig lezen
  • Leest informatie, standpunt, argumenten en voorbeelden
  • Zoekt betekenis moeilijke woorden op
  • Opbouw tekst
  • Hoofdgedachte

Slide 11 - Tekstslide

Kritisch lezen
  • Beoordeelt de tekst
  • Leest vanuit de ogen van de schrijver
  • Wat wil de schrijver met de tekst bereiken 
  • Standpunt schrijver
  • Argumenten

Slide 12 - Tekstslide

Leesstrategieën
  • Voordat je gaat lezen (voorspellen onderwerp tekst)
  • Tijdens het lezen (aantekeningen, betekenis woorden)
  • Na het lezen (samenvatten/ schematiseren)

Slide 13 - Tekstslide

Leestoets

De leestoets wordt nu uitgedeeld.
Je leest twee verschillende teksten.
De antwoorden schrijf je op een los antwoordblad.

Succes!

Slide 14 - Tekstslide