In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Regels:
Telefoons: alleen voor LessonUp
Tassen zijn van tafel
We luisteren als iemand anders praat
Als je iets wil zeggen: vinger opsteken
Pen/papier/rekenmachine nodig
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw van de les:
Korte herhaling van paragraaf 5.3
Nieuwe stof paragraaf 5.4
Slide 3 - Tekstslide
De arbeidsmarkt is
⋅
A
de sector waar o.a. de uitzendbureaus's bij horen
B
het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
C
het aandeel van arbeid in de vier productiesectoren
Slide 4 - Quizvraag
De vraag naar arbeid komt van bedrijven en de overheid:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Het aanbod van arbeid komt van:
A
bedrijven en de overheid
B
de beroepsbevolking
C
alle mensen die een baan hebben
Slide 6 - Quizvraag
De beroepsbevolking is iedereen...
A
van 15 jaar tot de pensioenleeftijd & die voor een beroep heeft geleerd.
B
van 15 jaar tot de pensioenleeftijd & die werkt zoekt of heeft
C
die voor een beroep heeft geleerd & werk zoekt of heeft
D
onder de pensioenleeftijd & die werk zoekt of heeft
Slide 7 - Quizvraag
De algemene wet gelijke behandeling verbiedt onderscheid op basis van religie, leeftijd, afkomst en...
A
strafblad
B
inkomenseis
C
geslacht
D
opleidingsniveau
Slide 8 - Quizvraag
Vandaag leer je:
- wat werkloosheid is en wat de gevolgen zijn als je je baan verliest - wat het UWV voor je kan doen als je werkloos ben - wat conjuncturele werkloosheid is
- wat structurele werkloosheid is
- wat het verschil is tussen frictiewerkloosheid, seizoenwerkloosheid en regionale werkloosheid
Slide 9 - Tekstslide
Zonder werk
Je bent officieel werkloos als je
- tussen de 15 en pensioenleeftijd bent
- geen baan hebt
- actief naar werk zoekt
Werkloosheid ontstaat als het aanbod van werk groter is dan de vraag ernaar
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer kun je als scholier officieel werkloos zijn?
Slide 11 - Open vraag
Welke invloed heeft werkloosheid op je leven?
Slide 12 - Woordweb
Werkloosheid heeft grote invloed op je leven:
het contact met je collega's verdwijnt
je kunt je nutteloos voelen
je inkomen daalt
je moet misschien verhuizen
Slide 13 - Tekstslide
Hoe groot is de vraag naar arbeid?
Slide 14 - Open vraag
Hoe groot is het aanbod van arbeid?
Slide 15 - Open vraag
Hoeveel mensen zijn werkloos?
Slide 16 - Open vraag
Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkloos?
Slide 17 - Open vraag
Hoe groot is de vraag naar arbeid?
8.941.000 personen worden gezocht door bedrijven en overheid
Hoe groot is het aanbod van arbeid?
9.246.000 personen werken of willen werken
Hoeveel mensen zijn werkloos?
9.246.000 - 8.941.000 = 305.000 werklozen
Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkloos?
305.000 ÷ 9.246.000 × 100% = 3,3%
Slide 18 - Tekstslide
UWV
Als je werkloos bent, kun je je inschrijven bij het UWV
(Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen)
Het UWV is een overheidsinstelling die
beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering.
je helpt met het zoeken naar een nieuwe baan
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
UWV
Werklozen die zijn ingeschreven bij het UWV tellen mee voor de
geregistreerde werkloosheid.
Als werklozen zich niet inschrijven bij het UWV is er
verborgen werkloosheid.
Slide 21 - Tekstslide
Wat zijn de twee belangrijkste taken van het UWV?
A
- helpt werklozen bij het zoeken naar een nieuwe baan
- en beoordeelt of je je schulden kunt aflossen zonder baan
B
- helpt werklozen bij het zoeken naar een nieuwe baan
- en beoordeelt of iemand recht heeft op een WW-uitkering.
C
- helpt werkgevers om personeel te vinden
- en beoordeelt of iemand recht heeft op een WW-uitkering
D
- helpt werkgevers om personeel te vinden
- en helpt werklozen bij het zoeken naar een nieuwe baan
Slide 22 - Quizvraag
Jayden doet het huishouden en zorgt voor de kinderen, terwijl zijn vriendin werkt. Jayden heeft zich niet ingeschreven bij het UWV.
A
Jayden is geregistreerd werkloos.
B
Jayden is verborgen werkloos.
C
Jayden is niet werkloos.
Slide 23 - Quizvraag
Myrthe is vorige week ontslagen omdat haar afdeling gesloten werd. Ze heeft zich meteen gemeld bij het UWV, zodat ze een uitkering krijgt.
A
Myrthe is geregistreerd werkloos.
B
Myrthe is verborgen werkloos.
C
Myrthe is niet werkloos.
Slide 24 - Quizvraag
Peter besluit na zijn proeftijd een andere baan te zoeken. Hij heeft te kort gewerkt om een uitkering te krijgen en meldt zich daarom niet bij het UWV.
A
Peter is geregistreerd werkloos.
B
Peter is verborgen werkloos.
C
Peter is niet werkloos.
Slide 25 - Quizvraag
Na je mbo-opleiding krijg je een jaarcontract bij een verzekeringskantoor. Daar verdien je € 1.706 per maand. Omdat er te weinig werk is, wordt je contract niet verlengd. Je schrijft je de dag na het ontslag in bij het UWV.
Slide 26 - Tekstslide
Heb je recht op een WW-uitkering? Verklaar je antwoord.
Slide 27 - Open vraag
Hoe hoog is het bedrag van je WW-uitkering in de eerste twee maanden?
Slide 28 - Open vraag
Hoe hoog is het bedrag van de uitkering daarna?
Slide 29 - Open vraag
Hoelang denk je recht te hebben op een uitkering? Verklaar je antwoord.
Slide 30 - Open vraag
Antwoorden:
Heb je recht op een WW-uitkering?
Ja, want in de 36 weken voor je ontslag ben je 26 weken in dienst geweest. Je hebt je op tijd ingeschreven bij het UWV.
Hoe hoog is het bedrag van je WW-uitkering in de eerste twee maanden?
75 ÷ 100 × € 1.706 = 0,70 × € 1.706 = € 1.279,50
Hoe hoog is het bedrag van de uitkering daarna?
70 ÷ 100 × € 1.706 = 0,70 × € 1.706 = € 1.194,20
Hoelang denk je recht te hebben op een uitkering?
Omdat je pas een jaar gewerkt hebt, krijg je maar drie maanden (de minimale periode) een WW-uitkering.
Slide 31 - Tekstslide
Soorten werkloosheid
conjuncturele werkeloosheid
structurele werkeloosheid
frictiewerkeloosheid
seizoenwerkloosheid
regionale werkloosheid
Slide 32 - Tekstslide
Conjuncturele werkloosheid
Er zijn periodes waarin het goed gaat en periodes waarin het slecht gaat met economie.
gevolg van een daling van de vraag naar goederen en
diensten door vermindering van koopkracht
meestal tijdelijk
Slide 33 - Tekstslide
Zet op volgorde van boven naar beneden:
Bedrijven verkopen minder
Er wordt minder geproduceerd
Vraag naar producten daalt
Werkgelegenheid daalt
Slide 34 - Sleepvraag
Structurele werkloosheid
Blijvende verandering aan de aanbodkant van de economie,
bijvoorbeeld:
robots nemen mensenwerk over
bedrijven gaan in lagelonenlanden produceren
Slide 35 - Tekstslide
Bedrijven gaan voortaan produceren in lagelonenlanden.
Robots nemen werk van mensen over.
Verouderde producten worden niet langer geproduceerd.
Door nieuw machines verliezen werknemers hun baan
Door de opkomst van Netflix is de dvd-verkoop gehalveerd.
Textielproductie uit Twente wordt verplaatst naar Vietnam
Slide 36 - Sleepvraag
Frictiewerkloosheid
kortdurende werkloosheid omdat je tijd nodig hebt om een nieuwe baan te vinden (bijvoorbeeld na afstuderen of ontslag)
Slide 37 - Tekstslide
Seizoenwerkloosheid
Werkloosheid die ontstaat als werk alleen in een bepaald deel van het jaar gedaan kan worden
Slide 38 - Tekstslide
Regionale werkloosheid
Werkloosheid die in een bepaald gebied hoger is dan gemiddeld in het land
Slide 39 - Tekstslide
Marianne krijgt een baan aangeboden op haar stageschool en neemt ontslag op haar huidige werk. In de tussentijd heeft ze geen werk.
A
conjuncturele werkloosheid
B
seizoenwerkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
regionale werkloosheid
Slide 40 - Quizvraag
De werkloosheid in Zuid-Holland is hoger dan het landelijk gemiddelde.
A
conjuncturele werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
structurele werkloosheid
Slide 41 - Quizvraag
Walter is skileraar in de Zwitserse Alpen. Welk soort werkloosheid krijgt hij mee te maken?
A
structurele werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
seizoenwerkloosheid
Slide 42 - Quizvraag
Omdat het economisch slecht gaat schrapt Philips banen.
A
frictiewerkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid
D
seizoenwerkloosheid
Slide 43 - Quizvraag
Een bedrijf verplaatst de productie van Nederland naar Spanje.
A
structurele werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
seizoenwerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 44 - Quizvraag
Vanaf 1960 stapte Nederland van steenkool over op het gebruik van aardgas. Het gevolg was dat de steenkoolmijnen in Limburg gesloten werden.
Leg uit dat de mijnsluiting structurele én regionale werkloosheid opleverde.
Slide 45 - Open vraag
Vanaf 1960 stapte Nederland van steenkool over op het gebruik van aardgas. Het gevolg was dat de steenkoolmijnen in Limburg gesloten werden.
De sluiting van de mijnen veroorzaakte:
- structurele werkloosheid, omdat een hele bedrijfstak verdween.
- regionale werkloosheid, omdat de werkloosheid in Limburg boven het landelijk gemiddelde kwam te liggen.
Slide 46 - Tekstslide
Afsluiting, je hebt geleerd:
- wat werkloosheid is en wat de gevolgen zijn als je je baan verliest - wat het UWV voor je kan doen als je werkloos ben - wat conjuncturele werkloosheid is
- wat structurele werkloosheid is
- wat het verschil is tussen frictiewerkloosheid, seizoenwerkloosheid en regionale werkloosheid