les 3: Formuleren Verwijzen naar Bezit

Welkom bij nederlands
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Telefoons inleveren

Slide 2 - Tekstslide

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 3 - Tekstslide

Start van de les!
Zorg dat het volgende op je tafel ligt;

- Laptop (nog dicht)
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je schrift 
- Je pen/etui
Heb je dit niet op tafel, dan zijn je spullen helaas niet in orde!

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkcheck
Leg je schrift open (blz 217)
opdracht 4, 5 en 6

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Verwijzen naar bezit

Slide 10 - Tekstslide

Doelstellingen:
  • Je kent de bezittelijke voornaamwoorden 

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord geeft hier bezit aan?
Geef terug! Dat is mijn bal!

Slide 12 - Open vraag

Welke woorden geven 'bezit' aan?
(bezittelijk voornaamwoord)

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Link

Verwijzen naar bezit
Michael speelt met Michaels voetbal.
Het is duidelijk van wie de bal is: van Michael. Toch leest de zin niet prettig. 
In een zin waar een bezit in staat, gebruik je een verwijswoord.
Michael speelt met zijn voetbal.


Bezittelijke voornaamwoorden staan altijd vóór het bezit waar het bij hoort: haar moeder; onze vrienden; dit is mijn vulpen.
Het verwijswoord past meestal bij het onderwerp van de zin.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Gisteren heb ik de verjaardag gevierd van ...... broer.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 17 - Quizvraag

Lotte is verdrietig. Ze is ..... tas kwijt.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 18 - Quizvraag

Het meisje is blij. Ze heeft .... tas terug.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 19 - Quizvraag

Wij zijn boos op .... buurman, want hij gooit rommel over de schutting.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 20 - Quizvraag

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Waarom vind je dat?

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag!
Maken; (blz 218 en 219)
opdracht 1 in je schrift
opdracht 2 in je schrift
opdracht 3 in je schrift

Schrijf alle zinnen over en lees goed wat je moet doen in de opdracht 



Slide 23 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 24 - Tekstslide