Oefen SO herhaling jaar 2 deel 1

Voorbereiding 1e SO 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding 1e SO 

Slide 1 - Tekstslide

Wat komt er in het SO voor?
- Hoe zeg je in het Spaans ...
- Werkwoorden vervoegen 
- Woordenschat
- Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de vervoeging naar de juiste persoon
yo
él
vosotros
ellas
nosotros
escribís
llamamos
vive
buscan
cantas
escucho

Slide 3 - Sleepvraag

eerste persoon onregelmatig
klinkerwisseling e-ie
klinkerwisseling o-ue
klinkerwisseling e-i
klinkerwisseling + onregelm. 1e persoon
salir
querer
poder
venir
pedir
decir
poner
hacer
traer
ver
dar
saber

Slide 4 - Sleepvraag

Wat betekent het werkwoord:

almorzar
A
gooien
B
hopen
C
lunchen
D
ontbijten

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik lunch met mijn oma

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent het werkwoord:

Empezar
A
Eindigen
B
Beginnen
C
Elimineren
D
Koken

Slide 7 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
De school begint in de ochtend

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent het werkwoord:

Volver
A
Terug keren
B
Vertrekken
C
Kijken
D
Naar bed gaan

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Jullie keren terug naar huis

Slide 10 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Mijn moeder keert terug van werk.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden.
esta
estos
estas
este
niña
instituto
música
casa
deportes
profesor
bolígrafos
mesas
alumno
sillas
alfombras
teléfono

Slide 13 - Sleepvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Dat rode shirt daar

Slide 14 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Die knappe jongen daarginds

Slide 15 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Deze zangers hier

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent het werkwoord:

levantarse
A
Opstaan
B
Wakker worden
C
Naar bed gaan
D
Schoonmaken

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Wij staan op om 2 uur

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent het werkwoord:

ponerse
A
aantrekken
B
neerzetten
C
weggooien
D
neer halen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik trek het pak aan

Slide 20 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
De kinderen trekken de schoenen aan

Slide 21 - Open vraag