Werkwoordspelling 6 maart

Programma
- Lekker lezen
- Welkom , hoe was je vrije week? 
- Vind iemand die.......
- Doelen van vandaag
- Uitleg + oefenen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
- Lekker lezen
- Welkom , hoe was je vrije week? 
- Vind iemand die.......
- Doelen van vandaag
- Uitleg + oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Naar het zwembad geweest...

Slide 2 - Open vraag

Naar de bioscoop is geweest

Slide 3 - Open vraag

Zich soms heeft verveeld

Slide 4 - Open vraag

Werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van deze les

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen


Slide 6 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd enkelvoud
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm of stam 
2. ik-vorm of stam  + t
3. Infinitief  (hele werkwoord)

Slide 9 - Tekstslide

Verschil stam / ik-vorm
Infinitief
Stam
Ik-vorm
vinden
vind
vind
lopen
lop
loop
verhuizen
verhuiz
verhuis
rennen
renn
ren
beloven
belov
beloof
praten
prat
praat
gamen
gam
game
krabben
krabb
krab

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Voorbeelden:

Slide 12 - Tekstslide

Hij ................een taart voor zijn verjaardag.

Slide 13 - Open vraag

Chantal .............morgen 14.

Slide 14 - Open vraag

Persoonsvorm in de verleden tijd
EV
mv
ik -vorm + te / de
ik -vorm + ten / den

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

lachen - lach              
                                 de h staat in 't ex-kofschip

lach+ te - hij lachte/ wij lachten
                            
Staat de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken

Slide 17 - Tekstslide

Let op !

Het is nu belangrijk om eerst naar de stam  te kijken


  1. hele werkwoord verhuizen -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 18 - Tekstslide

VT: Mijn zus ..................zich ............
(aankleden)

Slide 19 - Open vraag

Zij .............. samen naar huis.
(fietsen)

Slide 20 - Open vraag

Toen zij het winnende doelpunt maakte, ................het publiek. (juichen)

Slide 21 - Open vraag

Toen de afspraak uitliep .........Flip de laatste trein. (missen)

Slide 22 - Open vraag

Johannes ........snel toen de docent hem vroeg of hij eerder weg wilde. (antwoorden)

Slide 23 - Open vraag

 
De pv ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit: 

enkelvoud ik-vorm            ik loop, durf ik? zwem jij?
enkelvoud ik-vorm+ t        jij/hij loopt, hij/zij rijdt, hij                                                                                            blaast 

meervoud
hele werkwoord                  wij lopen, jullie durven, zij                                                       blazen 


Slide 24 - Tekstslide




Pak je schrift en pen

Slide 25 - Tekstslide





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 26 - Tekstslide

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 28 - Tekstslide

Werkwoorden in de vt
/
/

Slide 29 - Tekstslide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 30 - Tekstslide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 31 - Tekstslide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 32 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
/
/

Slide 33 - Tekstslide

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 35 - Tekstslide